Mt.9,14-15 (19/2/2021)
Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”
“Vriend(in) van de bruidegom” (hier duidelijk doelend op Jezus), zou jij jezelf zo noemen?
Het zijn woorden die we vandaag niet zo vaak gebruiken. Nochtans hebben ze sterke Bijbelse wortels
én zijn ze heel vaak in de spiritualiteit beleefd en bezongen geweest.
De ‘vrienden van de bruidegom’ zijn hier niet de schare fuifbeesten die graag wat meepikken van het feest (op kosten van een ander),
maar juist een klein aantal intimi. Hun vriendschap is zo hecht en bijzonder dat ze hun vriend overal nabij zijn,
ook op momenten dat misschien twijfel of schrik hem/haar overvalt.
Als wij nu in de Vastentijd zijn, betekent dat dan dat onze vriend, Jezus, níet bij ons is?
De woorden struikelen hier natuurlijk wat over elkaar. In z’n historisch menselijke gestalte is dat inderdaad zo.
Tegelijk geeft ons dat een stimulans te ontdekken dat er andere gestalten bestaan: de innerlijke (waar hij NOOIT afwezig van is, integendeel, hij woont ín ons!) én de menselijke gestalte die hij voortdurend aanneemt in onze mede-mens.
Daarom is het christelijke vasten geen treurtijd, maar een groeitijd. Tijd om te (her-)ontdekken hóe nabij onze Vriend wel is …