Verbonden Leven

Mt.22,1-14 (22/08/2024)

1      Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten]
       opnieuw een gelijkenis:
2      “Het koninkrijk der hemelen is als een koning
       die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon.
3      Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen.
4      Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden:
       “Zeg tot de genodigden:
       Mijn maaltijd is bereid,
       mijn ossen en mestvee zijn geslacht,
       alles is bereid.
       Kom toch naar het bruiloftsfeest!”
5      Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg,
       de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel.
6      Nog anderen grepen de dienaren vast
       en mishandelden en doodde hen.
7      Toen de koning dit hoorde,
       ontstak hij in woede.
       Hij stuurde zijn troepen
       om die moordenaars om te brengen
       en hun stad in brand te steken.
8      Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren:
       “Het bruiloftsfeest was wel bereid,
       maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid].
9      Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad
       en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!”
10    De dienaren trokken nu naar die buitenwegen
       en verzamelden allen die ze er vonden,
       slechten zowel als goeden,
       en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.

11    Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten.
       Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest
12    en vroeg hem:
       “Waarom ben je hier binnengekomen
       als je niet gekleed bent voor het feest?”
       Hij verstomde …
13    Daarop zei de koning tegen zijn dienaren:
       “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee
       en werp je hem eruit,
       in de buitenste duisternis.
       Daar zal geween zijn en tandengeknars.”

14    Want velen zijn uitgenodigd,
       maar weinigen behouden.”

“Velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.” Wie zijn die ‘behoudenen’? Als zo goed als iedereen een uitnodiging krijgt, hoe komt het dan dat sommigen hem horen en anderen niet? Hoe hoor je dat dan?
Ik hoor die uitnodiging het best op de momenten dat ik stil ben, bewust vertraag, of dat ik – bijna letterlijk – tot stilstand kom of gebracht word. Hier bedoel ik niet dat ik in de file sta of ergens lui in m’n zetel zit, maar wel de passieve, niet bewust opgezochte ontvankelijkheid die me overkomt wanneer ik me voel als opgebrand hout. Er is dan niets meer te verteren: ik ben dan leeg. Op die opgebrande momenten kan ik niet anders meer dan open te staan voor wat zich aandient en niet voor wat zich opdringt. Ik ben dan vol-ledig ontvankelijk.
Ik begrijp er niets van. Ik ‘weet’ alleen. Ik ‘weet’ dat als de uitnodiging mij raakt, als ik die uitnodiging opmerkt, dan word ik ge-ken-merkt, dan wordt G-d heel persoonlijk en gaat een verbond met me aan. Zo eenvoudig is het, te gek voor woorden.
De uitnodiging ... zoek ze niet te ver. Ze ligt klaar, klaar om jou te raken, in volledige vrijheid.