Mc.1,21-28 (12/1/2021)
Ze trokken binnen in Kafarnaüm en onmiddellijk ging hij op de sabbatdagen
de plaats van samenkomst [synagoge] binnen en gaf onderricht.
Zij waren buiten zichzelf van verbazing door zijn onderricht,
want hij onderrichtte als een gezaghebbende, en niet zoals de boekgeleerden.
Onmiddellijk was er in hun plaats van samenkomst een mens met een nog niet gereinigde geest die krijste:
“Jij daar, wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth!? Ben je gekomen om ons te vernietigen?
Ik weet wel wie jij bent: de heilige van God!”
Maar Jezus strafte de geest af met enkel te zeggen: “Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!”
De nog niet gereinigde geest deed de man stuiptrekken en met luide stem krijsend ging hij weg uit hem.
Allen stonden zo perplex dat ze onder elkaar discussieerden: “Wat is dat allemaal?
Wat is dat voor een onderricht dat met gezag zelfs de nog niet gereinigde geesten beveelt en dat ze hem gehoorzamen?”
En onmiddellijk verspreidt dit ongehoorde over hem zich naar heel het ommeland van Galilea.
Wellicht iets wat het meest spektakel veroorzaakte in Jezus’ leven, was het ‘uitdrijven van demonen’.
Ze krijgen in de Bijbel verschillende benamingen: demonen, onreine geesten (hier preciezer vertaald met “nog niet gereinigde geesten”),
duivel, legioen, bezetenheid, … Dat is in onze tijd niet anders! Onze inzichten en benamingen kunnen verschillen van die in de Bijbel,
maar de realiteit is daarom niet anders! (Het zou veel te lang zijn dit hier uit te werken, maar wel de moeite waard!
Begin met in je eigen leven eens te ontdekken waar je een ‘kwalijke geest’ ervaart en hoe je dat kan ‘bevangen’
en we er ons vaak ‘onmachtig’ tegenover voelen.)
Even reëel is dat Jezus vandáág ‘macht heeft over de demonen’.
Het begint er steevast mee dat hij er duidelijk niet bang voor is en ze ‘recht in de ogen kijkt’.
Hoe kan hij dat? Zijn “gezag” haalt hij niet uit zichzelf en niet uit “de boeken”, maar enkel en alleen uit zijn verbondenheid met de Vader,
die puur liefde is, en léven, en dus ‘vanzelf’ alle neerhalende krachten kan bedwingen.
Elke christen die in dat vertrouwen (= geloof) leeft, ontvangt ‘bevrijdende boodschap’ (= Evangelie)!
Mc.1,29-39 (7/2/2021)
Onmiddellijk daarna [na de genezing van een bezetene] gingen zij naar buiten, weg uit de plaats van samenkomst [synagoge],
en gingen naar binnen in het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes.
Maar Simons schoonmoeder lag neer, gegrepen door koorts. Onmiddellijk spaken zij hem over haar.
Hij ging naar haar toe, nam haar bij de hand en richtte haar op. Onmiddellijk verliet de koorts haar en zorgde zij voor hen.
Toen de zon was ondergegaan en de sabbat ten einde, brachten ze hem al wie erg zwak was of bezeten.
Heel Kafarnaum kwam samen bij de deur en hij heelde velen die erg zwak waren door allerlei lijden en wierp veel demonen naar buiten,
maar hij liet niet toe dat de demonen van hem getuigden.
Heel vroeg in de morgen, toen het nog donker was, stond hij op en ging weg naar een eenzame plaats, om daar te bidden. Simon en wie bij hem waren,
gingen hem achterna. Toen ze hem gevonden hadden, zeiden ze tegen hem: “Iedereen zoekt je!”
Hij antwoordde hen: “Laten we naar ergens anders gaan, naar de omliggende dorpen,
zodat ik ook daar kan verkondigen. Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan.”
Zo ging hij verkondigen in de plaatsen van samenkomst [synagoge] in heel Galilea, en dreef demonen uit.
Het zijn stevig gevulde dagen voor Jezus daar in Kafarnaüm. De ganse dag komen mensen met hun ellende en miserie naar hem toe.
En hij stelt zich – telkens weer – heel aandachtig open voor hun verhaal, reikt hen de hand en richt hen op.
Heel de dag door eisen mensen hem op en hij laat het toe. Je zou voor minder nood hebben aan wat rust, weg van de opeisende aanwezigheid van zovelen.
En ja Jezus gaat naar een eenzame plaats … maar niet om even alleen te zijn, niet om weg te vluchten van de drukte en het eisende gedrag … wel om te bidden.
Hij bidt om kracht toegezegd te krijgen om een dag als deze te mogen beleven, zodat hij liefdevol de ander tegemoet kan blijven gaan.
En er is meer. In alle vroegte – het was nog donker – her-innert hij zich waarom hij op weg is gegaan.
Daar, terwijl allen hem zoeken, wordt nog maar eens duidelijk dat hij moet gaan verkondigen, niet alleen in Kafarnaüm, maar in heel Galilea.
Overal wil hij mensen warm maken – door woord en daad (dabar) – voor een G-dgericht leven.
Mc.1,40-45 (14/1/2021)
Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!” Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
In dit stukje Evangelie lijkt niemand zich iets van de regels aan te trekken. De melaatse man niet: hij moest zich afzijdig houden, maar dringt toch door tot Jezus. Ook Jezus niet: hij zou alle contact met deze rafelrandmensen moeten vermijden, maar ten diepste bewogen raakt Jezus de man toch aan. Vervolgens geeft hij de man de raad om zich aan de priester te tonen en aan niemand iets te zeggen, maar de man trekt zich daar niets van aan en gaat luid en enthousiast zijn geluk aan iedereen verkondigen. Alle regels worden hier overschreden door intense gevoelens: het diep ongelukkige gevoel van iemand die sociaal helemaal geïsoleerd is (buiten spel gezet) en de diepe bewogenheid van Jezus om het niet-leven van de man.
Zoals zo vaak, gebeurt het ook hier: sterke gevoelens en/of volhardend geloof (of noem het religieuze vastberadenheid) zijn in staat om voorbij redelijkheid, voorbij kritiek mensen een stap te doen zetten naar Verbonden Léven.
Mc.1,40-45 (14/2/2021)
Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”
Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend:
“Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester
en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak,
zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
Twee zaken springen in het oog omdat ze niet van-zelf-sprekend zijn.
- “Als Jij het wilt.” Niet de meest gebruikelijke zin om een smeekbede mee te beginnen.
Meestal gaat het over wat ik wil, mijn vragen en verlangens. Hier niet! Hier wordt alles omgedraaid.
De man legt zijn situatie neer voor Jezus en geeft ze uit handen. De keuze om er al dan niet iets mee te doen ligt bij Jezus.
Als Jij het wilt … dus niet wat ik wil.
- Jezus’ houding t.o.v. een uitgerangeerde (melaatse). Hij keert hem niet de rug toe maar ziet hem en luistert naar wat hij te zeggen heeft.
Hij neemt hem au sérieux én raakt hem aan. Een intense aanraking die bevrijdt, geneest. Geen angst te bespeuren om zelf ziek te worden
maar een volledig gericht zijn op de man tegenover Hem. Door de aanraking kan hij opnieuw de draad van zijn leven opnemen.
Hij wordt aangemoedigd om opnieuw naar de maatschappij te gaan en te doen wat wettelijk van hem gevraagd wordt.
Ten slotte vraagt Jezus om hierover niet te spreken. Dankbaarheid hoeft geen woorden. Je kan haar ook Léven door niet van-zelf-sprekend te leven maar sprekend van G-d.
Mc.2,1-12 (15/1/2021)
Toen hij na een aantal dagen weer in Kafarnaüm kwam, hoorde men dat hij thuis was.
Onmiddellijk verzamelden zich zovelen dat er geen ruimte meer overbleef,
zelfs niet voor de deur. En hij richtte het woord tot hen.
Men bracht een verlamde bij hem die door vier mannen gedragen werd.
Door de menigte vonden ze echter geen mogelijkheid hem dichter bij Jezus te brengen.
Daarom namen ze op de plaats waar hij was de dakbedekking weg en lieten de baar waarop de verlamde lag door het gat zakken.
Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Kind, je zonden zijn je vergeven.”
Er zaten daar enkele schriftgeleerden. Die dachten in zichzelf: “Wat zegt die daar? Dat is lasterlijk!
Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?” Onmiddellijk onderkende Jezus in zijn geest dat zij zo in zichzelf redeneerden en hij zei tegen hen:
“Waarom redeneer je zo in je hart? Wat is gemakkelijker tegen de verlamde te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op, neem je draagbaar en loop’?
Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven, ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde:
Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.” Onmiddellijk stond hij op, nam de draagbaar en ging voor de ogen van allen naar buiten,
zodat allen verbaasd waren en God verheerlijkten: “Zoiets hebben wij nog nooit gezien!”
Wie ooit uitgeteld neerlag, verlamd door angst, pijn of verdriet, weet dat het op zo’n moment niet evident is te geloven dat je ooit terug zal opstaan.
Dan is het leven-gevend je omringd te weten door mensen die je liefdevol dragen. Mensen die Verbonden Léven en zo G-ds liefde gestalte geven.
Wie zich – uitgeteld en verlamd – door dergelijke heilige kracht gedragen voelt, zal zich geleidelijk aan weer verbinden met mensen, met het leven.
Dat is waaraan de vier hier willen meewerken, een man die verstard was en helemaal vastzat, op weg helpen. Genezen kunnen ze hem niet
– daarvoor doen ze beroep op Jezus – maar hem graag zien, des te meer.
Eens terug op weg zullen de littekens blijven, als stille getuigen, zoals de draagberrie onder de arm van de lamme die naar huis wandelt,
maar bevrijd, kan je opnieuw op weg gaan. Alsof hier Jesaja’s woorden (Jesaja 43:28.) waar worden:
“Blijf niet staan bij wat vroeger was, laat het verleden achter je. Ik laat je door de woestijn van leegte en verlamming heen een nieuwe weg gaan.
Het begin is er al, merk je het niet?”
Mc.2,13-17 (16/1/2021)
Daarna ging Jezus opnieuw langs het meer. Een hele menigte kwam bij hem en hij gaf hen onderricht.
Verder gaande, zag hij Levi, [de zoon] van Alfeüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij”, zei hij tegen hem en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Ze waren met velen en ze volgden hem.
Toen de schriftgeleerden en farizeeën zagen dat hij at met tollenaars en zondaars, zeiden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet en drinkt hij met tollenaars en zondaars?”
Jezus hoorde dit en zei tegen hen: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken.
Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
In dit verhaal passeren verschillende mensen de revue. (Natuurlijk zijn mensen niet zomaar op te delen in zondaars, farizeeën of leerlingen, de scheidingslijn loopt dwars door elke mens heen.)
- De zondaar: die zich verwijdert van G-d, er niet in slaagt tot z’n bestemming te komen.
- De Farizeeër: die voor zichzelf reeds bepaalde wie rechtvaardig is en wie zondaar.
- De leerling: die steeds opnieuw de zondaar in zichzelf tegenkomt.
En daartussen: Jezus, voor wie het kennelijk niets uitmaakt wat voor strafblad – of andere papieren, of geen papieren – iemand heeft.
Hij eet en drinkt met zondaars, vormt (tafel)gemeenschap met hen.
Dit betekende meer dan beleefdheid. Het gaat over verbondenheid, vertrouwen, vergeving.
“Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
Met allen wil hij omgaan. Onafhankelijk van wie ze zijn, wat ze gedaan hebben of tot welke groep ze behoren.
Hij accepteert hen, nog voor er sprake is van enige ommekeer. Onvoorwaardelijk biedt hij zijn liefde aan.
In plaats van veroordeling biedt hij hen aanvaarding; in plaats van afwijzing, verrassende liefde. Dat maakt je, gaan-de-weg, tot een ander mens!