Mc.2,1-12 (15/1/2021)
Toen hij na een aantal dagen weer in Kafarnaüm kwam, hoorde men dat hij thuis was.
Onmiddellijk verzamelden zich zovelen dat er geen ruimte meer overbleef,
zelfs niet voor de deur. En hij richtte het woord tot hen.
Men bracht een verlamde bij hem die door vier mannen gedragen werd.
Door de menigte vonden ze echter geen mogelijkheid hem dichter bij Jezus te brengen.
Daarom namen ze op de plaats waar hij was de dakbedekking weg en lieten de baar waarop de verlamde lag door het gat zakken.
Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Kind, je zonden zijn je vergeven.”
Er zaten daar enkele schriftgeleerden. Die dachten in zichzelf: “Wat zegt die daar? Dat is lasterlijk!
Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?” Onmiddellijk onderkende Jezus in zijn geest dat zij zo in zichzelf redeneerden en hij zei tegen hen:
“Waarom redeneer je zo in je hart? Wat is gemakkelijker tegen de verlamde te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op, neem je draagbaar en loop’?
Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven, ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde:
Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.” Onmiddellijk stond hij op, nam de draagbaar en ging voor de ogen van allen naar buiten,
zodat allen verbaasd waren en God verheerlijkten: “Zoiets hebben wij nog nooit gezien!”
Wie ooit uitgeteld neerlag, verlamd door angst, pijn of verdriet, weet dat het op zo’n moment niet evident is te geloven dat je ooit terug zal opstaan.
Dan is het leven-gevend je omringd te weten door mensen die je liefdevol dragen. Mensen die Verbonden Léven en zo G-ds liefde gestalte geven.
Wie zich – uitgeteld en verlamd – door dergelijke heilige kracht gedragen voelt, zal zich geleidelijk aan weer verbinden met mensen, met het leven.
Dat is waaraan de vier hier willen meewerken, een man die verstard was en helemaal vastzat, op weg helpen. Genezen kunnen ze hem niet
– daarvoor doen ze beroep op Jezus – maar hem graag zien, des te meer.
Eens terug op weg zullen de littekens blijven, als stille getuigen, zoals de draagberrie onder de arm van de lamme die naar huis wandelt,
maar bevrijd, kan je opnieuw op weg gaan. Alsof hier Jesaja’s woorden (Jesaja 43:28.) waar worden:
“Blijf niet staan bij wat vroeger was, laat het verleden achter je. Ik laat je door de woestijn van leegte en verlamming heen een nieuwe weg gaan.
Het begin is er al, merk je het niet?”