Mc.8,14-21 (13/02/2024)
14 Nu hadden ze vergeten brood mee te nemen
waardoor ze maar één brood bij zich hadden in de boot.
15 Hij drukte hen op het hart:
“Zie toe, pas op
voor het zuurdesem van de farizeeën
en het zuurdesem van Herodes!”
16 Zij bleven onder elkaar overleggen
dat ze geen broden hadden.
17 Toen Jezus dat merkte, zei hij tegen hen:
Waarom blijven jullie zeggen dat je geen broden hebt?
Besef en begrijp je het nu nog niet?
Is jullie hart nog zo verhard?
18 Jullie hebben ogen, en je ziet niet?
Jullie hebben oren, en je hoort niet?
Herinneren jullie je niet
19 dat ik de vijf broden heb gebroken voor vijfduizend mensen?
Hoeveel korven vol resten heb je toen verzameld?”
Ze zeiden: “Twaalf.” [Mc.6,41-44]
20 “En toen ik de zeven broden brak voor vierduizend mensen,
hoeveel manden met resten heb je toen verzameld?”
Ze zeiden: “Zeven.” [Mc.8,5-9]
21 Hij zei hen: “En je begrijpt het nóg niet …?”
De leerlingen blijven haken aan dat ene brood, aan dat wat ze (niet) hebben. Je zou bijna verwachten dat Jezus opnieuw zal gaan zuchten bij al dat niet-zien van zijn leerlingen. Het gaat niet over dat ene brood. Het is het zuurdesem dat van tel is, niet dat van de farizeeën wel de innerlijke drive die leven geeft in overvloed. Het gaat om de innerlijke gerichtheid op G-d.
De leerlingen hadden het nog maar juist meegemaakt toen Jezus eten gaf aan duizenden mensen. En toch lijken ze al vergeten te zijn hoe leven-gevend ervaringen van overvloed zijn. Hij liet hen zien dat er overvloed is als je deelt vanuit een innerlijke, G-dgerichte drive.
Daarbij geeft Jezus hen nog een toetssteen mee: Kijk naar wat overblijft als je deelt wat je hebt!
Waar gedeeld wordt vanuit die gerichtheid, die ons altijd op de a/Ander richt, zal er overvloed zijn; waar geleefd wordt vanuit een ik-gerichtheid, zal er tekort zijn.
Begrijpe wie ‘t begrijpen kan!