Mc.10,46-52 (1/06/2023)
46 Ze kwamen in Jericho.
Toen hij en zijn leerlingen daar vertrokken,
volgde hen een grote menigte.
De zoon van Timeus, Bartimeus de blinde,
zat langs de weg te bedelen.
47 Horende dat het Jezus de Nazoreeër was,
begon hij luid te roepen:
“Zoon van David, Jezus, ontferm je over mij!”
48 Velen snauwden hem toe dat hij moest zwijgen.
Maar hij riep nog luider:
“Zoon van David, ontferm je over mij!”
49 Jezus bleef staan
en zei: “Roep hem.”
Ze riepen de blinde en zeiden hem:
“Hou moed, sta op, hij roept je!”
50 Hij wierp zijn mantel af,
sprong op en kwam naar Jezus toe.
51 Ten antwoord zei Jezus hem:
“Wat wil je dat ik je doe?”
De blinde zei hem:
“Rabboeni [mijn geliefde meester], dat ik weer zie!”
52 En Jezus zei hem:
“Ga, je vertrouwen heeft je genezen”,
en onmiddellijk zag hij weer
en hij volgde Jezus op zijn weg.
Marcus brengt doorheen dit tiende hoofdstuk van zijn evangelie mensen ter sprake die verblind zijn: De rijke man was verblind door zijn rijkdom, de leerlingen zagen niet waar het echt op aankwam en wilden links en rechts van Jezus zetelen, ... Niemand zag wie Jezus écht was en waar hij naar toe wilde. Deze ‘blinde’ man heeft het wél gezien. Hij ziet, vertrouwt en volgt Jezus op zijn weg.
Stel je even voor dat jij daar zit, blind langs de weg, ontmoedigd, kwetsbaar, vatbaar voor ontgoocheling, … In die blindheid kun je je settelen zodat de moed ontbreekt om verder te gaan, maar je kan ook (zoals Timeus) horen – voorbij het rumoer van de menigte – wie er langs komt. Je kan je laten aanraken en daardoor ánders kwetsbaar worden, anders geloven, anders gaan houden van jezelf en deze wereld. Je kan kiezen om niet meer terug te keren en je oude droom los te laten, een andere onvoorziene weg te gaan en je zal voelen dat het G-d is die je aangeraakt heeft – in je allerdiepste – als een uitnodiging, om met hem mee op weg te gaan.