Mc.6,30-34 (4/02/2023)
De uitgezondenen [aposteloi] verzamelden zich weer bij Jezus en gaven hem verslag over alles wat ze gedaan en onderwezen hadden. Hij zei tegen hen: “Komen jullie nu zelf eens mee naar een eenzame plaats om een beetje uit te rusten.” Want er waren er zovelen die kwamen en gingen dat ze zelfs geen gelegenheid hadden om te eten.
Ze vertrokken met de boot naar een eenzame plaats, alleen. Velen zagen hen vertrekken en ze begrepen wat er gaande was. Vanuit de steden renden ze te voet erheen en waren er nog vóór hen. Toen Jezus uitstapte zag hij dan ook een grote menigte. Hij werd ten diepste bewogen om hen, want ze waren als schapen zonder herder. En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.
Wat een groot vertrouwen had Jezus toch in zijn leerlingen! Amper waren ze nog geen jaar bij hem en hij zend ze al uit om in zijn naam de boodschap te verkondigen! Zou ík ‘mijn zaak’ zo uit handen durven geven?
Wellicht kon Jezus dat omdat hij tegelijk het heel grote vertrouwen had dat het niet ‘zijn zaak’ was, maar die van G-d, zijn Vader! Die zou de leerlingen wel voorzien van wat zijzelf en ‘de zaak’ nodig hadden. ‘Verkondigen’, zowel in woord als in daad, is overigens altijd meer een kwestie van zaaien dan van oogsten.
Wel is er in heel dat vertrouwensgebeuren iets wat Jezus blijkbaar toch naar voor schuift: “Kom nu zelf eens mee naar een eenzame plaats …” Om ín dat vertrouwen te kunnen leven moet er voldoende adem, dat is: Geest-Kracht!, zijn.
Jezus weet aan den lijve dat die rust gemakkelijk doorkruist wordt. Hij laat het zelfs gebeuren: de mensen mógen hem ‘storen’. Maar finaal moet er steeds dat punt van terugkeer zijn: de stilte om op Adem te komen …