Lc.19,45-48 (19/11/2021)
Hij ging binnen in de tempel en begon de kopers en verkopers buiten te drijven: “Er is geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed zijn [Jes.56,7], maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!”
Elke dag gaf hij onderricht in de tempel. De tempeloversten en de schriftgeleerden zochten hem te doden, zo ook de leiders van het volk, maar zij vonden niet wat ze konden doen, want heel het volk hing aan zijn lippen.
De tempel is Jezus dierbaar. (En bemerk dat je deze zin in twee richtingen kunt lezen!) Als kind was hij er vaak heen gebracht. Als jongere bleef hij er zelf graag hangen. En in zijn ‘verborgen leven’ – dat is het overgrootste deel van zijn leven! – waarin hij de tijd heeft genomen om zijn (Joodse!) geloof te leren kennen en beleven, kwam hij er vele keren. Voor hem was het telkens een ‘thuiskomen’.
Hoe pijnlijk dan voor hem om te zien hoe dit huis dat bedoeld was om mensen thuis te laten komen, nu zo ‘ernaast schoot’. Allemaal ‘met de beste bedoelingen’ om de religie te laten voortdraaien, miste men de kern van de zaak: de tempel is geen zaak(je), maar een gebed …
De tempel is een plaats van ontmoeting – en hopelijk de plaats waar je een leraar vindt die de weg dáártoe kan wijzen.
Waar is jóuw ‘tempel’? – en zul je ervoor ‘strijden’ én erin ‘onderrichten’?