Lc.8,16-18 (23/09/2024)
16 Niemand die een lamp aansteekt,
bedekt haar of zet haar onder een bed,
maar hij plaatst haar op een staander,
zodat al wie binnenkomt het licht ziet.
17 Want niets is verborgen
dat niet zichtbaar zal worden;
niets is geheim dat niet bekend en openbaar zal worden.
18 Kijk dus uit hoe jullie luisteren!
Want wie [de houding van de leerling] heeft,
hem zal [de kennis van Gods koninkrijk] gegeven worden.
En wie niet [de houding van de leerling] heeft,
hem zal zelfs nog ontnomen worden
wat hij dacht [aan kennis over Gods koninkrijk] te hebben.
De kleine lettertjes die hier in deze vertaling tussen vierkante haakjes bijgeschreven staan, staan niet letterlijk in de originele tekst, maar expliciteren wel de ‘toon’ van de gebruikte woorden en de context.
Het “wie heeft …” gaat níet over materiële goederen, ook al heeft de geschiedenis dat er vaak wel van gemaakt. (Zelfs in de economie is het helaas bekend als ‘het matteüseffect’!) Wel gaat het over een innerlijke houding, een ingesteldheid die zich tegelijk ook vertaalt naar onze daden.
Die ingesteldheid – de houding van de leerling – vertolkt Jezus met het beeld van de lamp. Aan de leerling is het niet om zelf het licht te zijn, wel om G-ds licht te laten schijnen in zijn of haar omgeving.
En wie dát licht laat schijnen, zal meer en meer beginnen zien waar G-ds koninkrijk over gaat. Die zal in verborgen hoeken en kanten kunnen zien hoe G-ds Woord vruchtbaar wordt, ook op plaatsen waar je het misschien niet verwacht.
(Wie alleen maar éigen licht laat schijnen, zal steeds meer duisternis vinden …)