Lc.8,19-21 (24/09/2024)
19 Nu kwamen Jezus’ moeder en broers naar hem toe,
maar ze konden niet bij hem geraken door de menigte.
20 Daarom werd er aan hem bericht:
“Je moeder en broers staan buiten en willen je zien.”
21 Hij richtte zijn antwoord aan allen:
“Mijn moeder en mijn broers zijn zij
die het woord van God horen én het doen.”
Het is een lastige realiteit dat christen-zijn soms op gespannen voet kan komen te staan met familierelaties. Let wel dat er staat: kán. Het is – gelukkig – geen automatisch of noodzakelijk gevolg. Maar het kan dus wel gebeuren dat wat je uit je opvoeding door je familie meekreeg, niet helemaal strookt met wat christen-zijn is, of dat een Christen in een familiale context leeft die er andere keuzes en principes op nahoudt. – Wat in onze dagen vrij vaak voorkomt.
Dat is behoorlijk lastig en vraagt veel wijsheid om op een gepaste manier mee om te gaan. Jezus wijst zijn familie nooit af. Wel geeft hij hen niet altijd de tijd met hem die ze misschien zouden wensen.
Troostvol is ook te lezen hoe er onder Christenen een nieuwe familie kan ontstaan. We kennen het adagium: Hoe meer en hechter we G-d erkennen als ‘vader’, hoe meer en hechter we ‘broer en zus’ worden van elkaar! Christenen doen er dus goed – Go(e)d! – aan zorg te dragen voor elkaar, al zeker waar bloedbanden weinig steun geven.