Lc.7,36-50 (19/09/2024)
36 Iemand van de Farizeeën verzocht Jezus nu bij hem te komen eten.
Toen hij bij het huis aankwam, ging hij aan tafel aanliggen.
37 Maar kijk!
Een vrouw die in de stad als zondares bekend stond,
bemerkte dat Jezus in het huis van de Farizeeër was.
Ze nam een albasten kruikje geurige balsem mee
38 en ging wenend achter hem, bij zijn voeten staan.
Haar tranen maakten zijn voeten nat
en met haar hoofdhaar droogde ze die af.
Ze kuste zijn voeten liefdevol en zalfde ze met de balsem.
39 De Farizeeër die hem uitgenodigd had,
zag dit en dacht bij zichzelf:
‘Als die man een profeet was, dan zou hij weten wie en wat voor iemand die vrouw is die hem aanraakt.
Hij zou toch moeten weten dat ze een zondares is!’
40 Jezus antwoordde hem door te zeggen:
“Simon, ik wil je iets zeggen.” “Spreek, meester!”, zei hij.
41 “Een zekere geldschieter had twee schuldenaars.
De ene was hem vijfhonderd daglonen schuldig,
de andere vijftig.
42 Omdat ze niets hadden om te betalen,
schonk hij het hen beide uit genade.”
“Zeg mij eens, wie van hen beide
zal hem meest daadwerkelijke liefde tonen?”
43 Simon antwoordde:
“… Ik vermoed degene aan wie hij het meest geschonken heeft …?”
Jezus zei: “Je oordeel is juist.”
44 Zich nu omkerend naar de vrouw,
ging hij verder tegen Simon:
“Zie je deze vrouw?
Ik ben in jouw huis binnengekomen,
maar water om mijn voeten te verfrissen
heb jij mij niet gegeven.
Zij echter heeft met haar tranen mijn voeten nat gemaakt
en ze met haar haren afgedroogd.
45 Een kus heb jij mij niet gegeven,
maar zij heeft sinds ik binnengekomen ben
onophoudelijk mijn voeten liefdevol gekust.
46 Mijn hoofd heb jij niet met olijfolie gezalfd,
maar zij heeft mijn voeten gezalfd met geurige balsem.”
47 “Om die genade zeg ik je:
Haar vele zonden zijn haar vergeven.
Bewijs daarvan is dat zij veel daadwerkelijke liefde heeft getoond.
Wie weinig vergeven wordt,
toont weinig daadwerkelijke liefde.”
48 Nu zei Jezus tot de vrouw:
“Je zonden zijn je vergeven.”
49 De andere tafelgenoten begonnen onder elkaar te mompelen:
“Wie is die man, dat hij zonden vergeeft?”
50 Maar hij zei verder tot de vrouw:
“Deze daad van innerlijk vertrouwen heeft je behoed.
Ga heen tot vrede!”
Opnieuw valt er te ‘kijken’ (cf. dinsdag).
De farizeeër kijkt vanuit wat hij al weet – of meent te weten, want hij zal het wel hebben ‘van horen zeggen’. Die vrouw staat bekend als zondares, dus ziet hij al wat daarop volgt als te veroordelen. Eigenlijk ‘kijkt’ hij dus niet. Hij (ver)oordeelt al van tevoren vanuit eigen ideeën.
Jezus kijkt vanuit zijn hart naar een ander hart. Hij kijkt – midden dezelfde ‘weetjes’ en uiterlijke handelingen – naar de intentie van deze vrouw. Daar bespeurt hij grote liefde, en Jezus beantwoordt die met een nog groter liefde dan de vrouw maar kan bevroeden! I.p.v. dat haar daden te veroordelen zouden zijn, wijst hij ze aan als teken van liefde! Wat een bevrijding! Wat een heil! Wat een vrede!
Hoe zal ik vandaag naar mensen kijken? Hen veroordelend vanuit mijn eigen voorgevormde gedachten over hen, of hen bevrijdend omdat ik in hun daden hun grote liefde bespeur?