Lc.6,20-26 (11/08/2024)
20 Hij keek op naar zijn leerlingen en zei:
“Gezegend wie leeft in [de geest van] armoede [Gr.: ptoochoi = Hebr.: anawim, de levenshouding om in armoede en nederigheid het leven in Gods hand te leggen],
ja, van jullie is het koningschap van God.
21 Gezegend wie nu hongeren,
ja, jullie zullen verzadigd worden.
Gezegend wie nu weeklagen,
ja, jullie zullen lachen.
22 Gezegend zijn jullie als de mensen je haten,
je buitensluiten, je smaden
en je naam verwerpen als iets slechts,
omwille van de mensenzoon.
23 Op die dag: spring op van vreugde!
Want kijk: groot is jullie loon in de hemel,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de profeten.
24 Maar wee jullie rijken,
ja, je vertroosting heb je al.
25 Wee jullie die voldaan zijn,
ja, jullie zullen hongeren.
Wee jullie die nu lachen,
ja, jullie zullen treuren en weeklagen.
26 Wee jullie als de mensen jullie mooipraten,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de valse profeten.
In deze Lucas-versie van de zaligsprekingen, houdt Jezus zijn leerlingen een spiegel voor. Ja, er is veel zegen weggelegd – en vreugde en verzadiging; maar óók ja, er is veel wee weggelegd – en honger en treurnis. Welk spoor zal de Jezus-leerling volgen – welk spoor zal ikzelf volgen?
De vraag is niet zo moeilijk; het antwoord, als we eerlijk zijn met onszelf, eigenlijk ook niet zo; wél moeilijk is de richting van het koningschap van G-d ook daad-werkelijk te gáán.
Iedereen is in wezen arm en klein. Maar hoe zal ik daarmee omgaan? Zal ik mij groot maken ten koste van de mensen om mij heen, of zal ik mijn kleinheid toevertrouwen aan G-ds grootheid?
Iedereen heeft honger. Maar waarmee zal ik mij voeden? Zal ik mij volproppen om mijn onvoldaanheid niet meer te voelen, of mag G-ds levende Brood mijn leven leiden?
Iedereen kent wel eens tegenkantingen. Maar wat is de reden daarvoor? Omdat ik me tegen de mensen kant, of omdat ik consequent een verstrekkende boodschap van liefde breng?
Opspringende vreugde zal ons deel zijn, als wij de weg van G-d durven gaan! Een treurig bestaan zal ons deel zijn, als wij dat niet doen …