Lc.21,29-33 (1/12/2023)
29 Nu vertelde hij hen [zijn leerlingen] een gelijkenis:
“Kijk naar de vijgenboom,
en alle bomen.
30 Wanneer jullie zien dat zij beginnen te ontspruiten,
weet je uit jezelf dat de zomer dichtbij is.
31 Zo moeten jullie ook,
wanneer je deze dingen ziet gebeuren,
weten dat het koninkrijk van God dichtbij is.
32 Jazeker, ik zeg jullie:
Deze generatie zal niet voorbijgaan
totdat al deze dingen gebeuren.
33 Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar mijn woorden gaan nooit voorbij.”
We komen dichter en dichter bij het einde van het (liturgische) jaar, vorige zondag vierden we Christus Koning en komende zondag begint de Advent. We staan dus voor de overgang van het oude naar het nieuwe. In de Evangelies van de voorbije week klonk dat zo’n overgangstijd best wel lastig, ongemakkelijk of – sterker nog – weerbarstig kan zijn.
Nochtans zegt Jezus: “Kijk en je zal zien.” Hij vindt het vanzelfsprekend om op die overgangsmomenten te kijken naar wat er zoal rondom hem gebeurt. Hij leeft, open en ontvankelijk, gericht op wat er zich aandient. Hij kijkt naar de ‘tekenen’ en interpreteert ze vanuit het Rijk Gods. Hij kijkt verder en benoemt wat wij allen zien, nl. Alles heeft een evolutie. De natuur kent seizoenen en wij mensen gaan ook voorbij. Alle uiterlijke dingen zijn aan verandering onderhevig. Niets heeft op zichzelf eeuwigheidswaarde. Eeuwigheid heeft alleen G-ds ‘Woord’, alleen het Léven dat is eeuwig!