Lc. 24,13-35 (12/04/2023)
Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord] op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag. Zij wisselden met elkaar van gedachten over alles wat was voorgevallen. En zo sprekend en samen zoekend, gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde en samen met hen verder trok. Maar hun ogen waren verstard zodat ze hem niet herkenden.
Nu zei hij tegen hen: “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?” Met een somber gezicht bleven ze staan. Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde: “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?” Hij vroeg: “Wat dan?” Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret. Hij was een profetisch man, vol macht in werk en woord voor God en heel het volk. Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd tot een terdoodveroordeling en hem hebben gekruisigd. En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen, maar ondertussen is het al de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn.
Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden die ons in verwarring brachten. Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan, maar vonden zijn lichaam niet, en zij kwamen zeggen dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien, die zeiden dat hij leeft. Enkele van de mensen die met ons samen waren, zijn dan naar het graf gegaan. Ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd, maar hem hebben ze niet gezien.”
Nu zei hij tegen hen: “O onverstandigen en tragen van hart om tot vertrouwen te komen op grond van alles wat de profeten hebben gezegd … ‘Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden om binnen te gaan in zijn grootsheid?” En beginnend bij Mozes legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
Ze naderden het dorp waar ze heen trokken en hij deed alsof hij verder zou gaan. Maar zij drongen sterk aan: “Blijf bij ons, de dag is dalend, de nacht is nabij.” En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven. En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het: Hij nam het brood en zegende het, hij brak het en gaf het hun. Nu gingen hun ogen wijd open en zij herkenden hem. Hij werd onzichtbaar voor hen.
Ze zeiden tegen elkaar: “Brandde ons hart niet in ons toen hij zo tegen ons sprak onderweg en toen hij voor ons de Schriften echt opende?” Ze stonden op [= ze verrezen!] en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug. Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen. Dezen zeiden: “De Heer is werkelijk opgewekt! Hij heeft zich laten zien aan Simon!” En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.
Waar precies herkennen de leerlingen dat het Jezus is die met hen meegaat? We zijn snel geneigd het voor de hand liggende antwoord te geven: bij het breken van het brood – en bij toepassing naar vandaag dus dan maar: in de Eucharistie.
Toegegeven, in de tekst staat het letterlijk dat ze hem dáár herkennen, maar eigenlijk gaat het daar over bewust herkennen en kunnen benoemen. De éigenlijke, misschien wat onbewuste maar wel voelbare, herkenning gebeurt een heel stuk vroeger: brandde ons hart niet in ons … Verrijzenis gebeurt voelbaar-herkenbaar waar mensen met elkaar in gesprek gaan over hun vreugden en zorgen, hun dromen en illusies. Waar mensen elkaar díe ruimte geven, heeft G-d kans binnen te komen in ons leven! Waar wij elkaar uitnodigen en uitdagen om de diepte van ons leven uit te spreken – ook als dat een afgrond is – is het ‘Gods Geest’, Jezus zelf, die zich mag uitspreken in ons. Geen wonder – of juist wél een wonder natuurlijk – dat we dáár Verrijzenis herkennen en tot Léven komen!
En mooi wordt het helemaal als we dat ook eens letterlijk benoemen, in de Eucharistie – de dankzegging! – of toch ook nog breder: in het samen breken van het brood.