Lc.6,1-5 (3/09/2022)
Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat door de velden liep. Zijn leerlingen plukten aren en aten die op door ze met hun handen stuk te wrijven. Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen: “Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
Jezus antwoordde hen: “Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger leden? Hoe hij het huis van God is binnengegaan en de toonbroden nam en opat en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6] terwijl die niet mogen gegeten worden, behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9]
En hij zei hun: “De mensenzoon is de heer van de sabbat.”
Deze passages uit het Evangelie, waar Jezus vrijmoedig met de sabbatsvoorschriften omgaat, zijn nogal eens gebruikt om een houding te bepleiten waarmee het allemaal zo belangrijk niet was wat je nu precies deed of waaraan je je al of niet hield.
Er zijn redenen om te denken dat wie zo redeneert, Jezus nogal mis begrijpt, misschien zelfs misbruikt. De vrijmoedigheid die Jezus beleeft én aanbeveelt, is helemaal geen vrijblijvendheid! Integendeel!
De laatste zin hier zegt het duidelijk: Wie laat je ‘heer’ zijn, over ‘de sabbat’, je leven, je keuzes? Door wie of wat laat je je be-heer-sen? ‘Vrijmoedigheid’ is geen vrijkaartje om te doen waar je zomaar zin in hebt, maar wel om zó vrij te mogen worden dat je de moed hebt te doen wat Go(e)d is!
Christenen zouden zich vaak (wellicht vaker dan nu soms gebeurt) de vraag moeten stellen: niet: waar heb ík zin in, maar: wat wil ‘de Heer van mijn leven’?