Verbonden Leven

Lc.11,37-41 (17/10/2023)

37    Nadat Jezus zo sprak,
       vroeg een farizeeër of hij bij hem wou komen eten.
       Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen.
38    De Farizeeër merkte dit op
       en verwonderde zich
       dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen] waste
       [zoals een door de farizeeën opgelegde regel het stelde].
39    Maar de heer zei tot hem:
       “En jullie dan?!
       Jullie Farizeeën reinigen wel
       de buitenkant van beker en bord,
       maar jullie binnenkant
       is vol hebzucht en slechtheid!
40    Stukken onverstand!
       Heeft hij die de buitenkant maakte
       ook niet de binnenkant gemaakt?
41    Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid,
       dan zul je zien dat alles rein is.”

Voor Jezus loopt er een duidelijk onverbreekbare lijn tussen binnenkant en buitenkant, en wel degelijk van binnen naar buiten. Wat alleen maar aan de buitenkant gebeurt, kan ons in wezen binnenin niet echt raken. Maar wat aan de binnenkant aanwezig is, stroomt uit naar buiten.
Dat is uiteraard een sterke oproep om werk te maken van ‘een reine binnenkant’: een hart dat nauw verbonden leeft met G-d, een hart dat het ‘puur’ wil hebben van G-ds barmhartigheid. Het is díe barmhartigheid van G-d die Jezus is komen verkondigen – het is díe barmhartigheid die veel van de farizeeën niet leken te begrijpen. Ook hun fascinatie – tot obsessie – voor Jezus bleef alleen aan de buitenkant hangen en vertrok niet vanuit een barmhartig hart.
Waar situeert zich ergens míjn barmhartigheid? Wil ik alleen maar (aan de buitenkant) ‘goed doen voor mensen’, of vertrekken mijn ‘goede daden’ in een hart dat weet heeft van G-ds barmhartigheid voor míj?