Lc.4,24-30 (13/03/2023)
Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
En ten tijde van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.
Jezus komt met goedheid en de dringende uitnodiging goed te zijn voor elkaar. Ingewikkeld of schandalig kun je die boodschap moeilijk noemen. Maar toch wordt hij verworpen. Mensen beantwoorden goedheid niet altijd met goedheid. Dat lijkt nogal ‘des mensen’ te zijn. Jezus wijst er op dat ook in het Oude Testament de profeten daartegen opkwamen. Ook wijst hij er op dat degene die er wél ontvankelijk voor waren ‘vreemdelingen’ waren.
Ook dat lijkt ‘des mensen’ te zijn! Als ik rondom mij kijk, op zoek naar mensen die goedheid wél met goedheid beantwoorden, dan zullen dat niet altijd degenen zijn van wie ik het verwacht! Als ik mijn ogen en mijn hart sluit voor de/het vreemde, dan zal ik hun goedheid en ontvankelijkheid niet eens gezien hebben.
Ten slotte ook nog even hierop wijzen: wie tegen het ‘des mensen’ ingaat door Jezus’ goedheid wél te proberen navolgen, zal per definitie als ‘vreemd’ overkomen in zijn/haar omgeving. Ben ik bereid mij onder de ‘vreemdelingen’ te scharen?