Lc.9,46-50 (26/09/2022)
Bij hen ontstond de woordenwisseling over wie van hen de grootste zou zijn.
Jezus zag de woordenwisseling van hun hart. Hij nam een kindje bij de hand en zette het naast zich. Hij zei tegen hen: “Wie omwille van mij open staat voor zelfs maar dit kindje, staat open voor mij. En wie open staat voor mij, staat open voor wie mij gezonden heeft. Want de kleinste onder jullie allen, die zal groot zijn.”
Johannes reageerde: “Meester, wij zagen iemand die demonen uitdreef in jouw naam. Wij hebben het hem verhinderd omdat hij geen volgeling is, zoals wij.” Jezus antwoordde hem echter: “Verhinder het hem niet! Want wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Als één van de leerlingen bij Jezus meldt dat er ook iemand anders in Jezus’ naam mensen geneest, dan reageert Jezus: “Verhinder het hem niet! Want wie niet tegen ons is, is voor ons.” Toegegeven, het omgekeerde staat met evenveel woorden ook in de Bijbel: “Wie niet met mij is, is tegen mij” (Mt. 12: 30), maar hier klinkt het dus precies andersom.
Het lijkt misschien op hetzelfde neer te komen – je hebt nu eenmaal voorstanders en ook tegenstanders – maar het is toch een wereld van verschil.
“Wie niet met mij is, is tegen mij” klinkt beperkend, inperkend. Je isoleert je rondom je eigen gelijk en het kan je eigenlijk niet zoveel schelen of je de ander daarin meekrijgt. Die heeft zich maar aan te passen aan jou in plaats van omgekeerd.
“Wie niet tegen ons is” – dat is een benadering die ruimte schept en de blik vergroot. Je zoekt je medestanders en tochtgenoten, ook bij mensen die er misschien wat anders over denken. Je neemt een houding aan waarin je gespitst bent op dat wat verbindt, daar waar je elkaar kunt vinden, en niet allereerst op wat scheidt of het verschil maakt.