Joh.20,19-23 (5/06/2022)
Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen. Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Als een stelletje angsthazen zitten de leerlingen bij elkaar. De deuren hebben ze angstvallig gesloten. Verwarring, onzekerheid en onrust hangen in de lucht. Plots staat Jezus in hun midden en wenst hen ‘vrede’ toe. Hij toont zijn handen. Kijk! Het zijn geen loze woorden. Hij weet hoe hard de realiteit is. Hij ontkent de moeite en de angst niet. Hij gaat er niet aan voorbij. Kijk! De littekens zijn zichtbaar, de littekens van doorstane pijn, vernedering … en toch … hij wenst hen ‘vrede’ toe, en linkt deze onmiddellijk aan vergeving van zonde. Doorheen de vergeving wordt verwijdering (zonde) ongedaan gemaakt en kan/mag er opnieuw verbinding ontstaan. Hij zendt hen de wereld in en geeft hen Geest-adem, het vuur van de Liefde, mee. Deze adem zal een beweging teweeg brengen die zich zal tonen in hoe zij de ander tegemoet gaan, met hen in relatie gaan. Het is die G-ds-adem die ook ons naar de ander toe stuwt, die verwijdering ongedaan maakt, vergeving schenkt en doet Léven.