Joh. 14,7-14 (6/05/2023)
7 Jezus zei: “Als je mij zou leren kennen,
zou je ook mijn Vader leren kennen.
Vanaf nu ken je hem;
je hebt hem gezien!”
8 Filippus zei:
“Heer, toon ons de Vader,
dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9 Jezus antwoordde hem:
“Je bent nu al zo lang bij mij
en je heb hem niet leren kennen, Filippus?
Wie mij heeft gezien,
heeft de Vader gezien.
Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10 Geloof je niet dat ik in de Vader ben
en de Vader in mij is?
De woorden die ik tegen jullie spreek,
spreek ik niet uit mezelf.
Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11 Geloof mij
dat ik in de Vader ben
en de Vader in mij
– en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12 Amen, amen, ik zeg jullie:
Wie vertrouwt in mij
zal de werken die ik doe, ook doen
– en nog grotere dan deze,
omdat ik naar mijn Vader ga.
13 Wat je ook zult vragen in mijn naam,
ik zal het doen,
opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14 Als je dus iets vraagt in mijn naam,
ik, ik zal het doen!
Filippus zit met een vraag, of is het eerder een verlangen: “Toon ons de Vader?” En dan is daar Jezus’ ongehoorde antwoord: “Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien.” En Filippus hééft het gezien en ervaren. Hij weet dat er tussen de Vader en Jezus sprake is van een wederzijdse liefde, een wederzijdse geborgenheid. G-d gebeurt in Jezus, daar heeft Filippus weet van. Hij kent Jezus! Maar wat als Jezus er straks niet meer is! Zal hij dan nog kunnen vertrouwen op Jezus, en dus ook op G-d. Zal hij dan nog kunnen vertrouwen op de werking van Jezus in hem? Zal hij durven vertrouwen op wat hij zelf gezien en ervaren heeft toen hij met Jezus onderweg was?
je kan ook het commentaartje van woensdag (3 mei) lezen