Joh.16,12-15 (8/05/2024)
12 Nog veel zou ik jullie willen zeggen,
maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen.
13 Maar wanneer díe [de Medestander] komt,
de Geest van de waarheid,
zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid.
Want hij zal niet uit zichzelf spreken,
maar hij zal uitspreken wat hij hoort
en jullie verkondigen wat komt.
14 Hij zal mij eren
door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
15 Alles wat de Vader heeft, is het mijne.
Daarom zei ik dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.
Jezus beseft wel dat het voor zijn leerlingen allemaal niet zo makkelijk zal worden. – En als dat al geldt voor de leerlingen die hem in levende lijve hebben gekend, dan mag dat zeker ook voor ons gelden. – Dat het hen niet onmiddellijk of niet helemaal zal lukken op eenzelfde overtuigende manier als hijzelf ‘het koninkrijk G-ds’ te verkondigen en te doen, neemt hij hen dan ook niet kwalijk. Integendeel: hij versterkt hen met zijn ‘Geest van waarheid’, een medestander die op een even verborgen wijze als de adem en de wind – twee bijbelse verschijningswijzen van de goddelijke ruach – de leerlingen zal helpen om hun opdracht verder te zetten.
Dat ‘verder zetten’ is met opzet zo gekozen: Wij kunnen nooit ‘G-ds rijk’ voltooien. Dat is aan de Vader zelf. Wij kunnen het alleen verder zetten: het verkondigen door te doen (= waar maken), met alle beperkingen die ons eigen zijn. Maar als wij leven op de adem van de Geest, zal die ons daarbij helpen en richten.