Joh. 20,19-31 (16/04/2023)
Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen.
Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.” Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd, één van de twaalf, was niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!” Maar hij zei tegen hen: Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie en er mijn vingers in kan steken, en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, hoe kan ik het dan vertrouwen?”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen en nu was Tomas er wel bij. Jezus kwam –terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden en zei: “Vrede voor jullie!” Daarna zei hij tegen Tomas: “Kom met je vinger, kijk naar mijn handen, kom met je hand en leg die in mijn zijde. Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!” Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus zei hem: “Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen. Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!” Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan voor de ogen van zijn leerlingen. Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek. Maar deze zijn wel opgeschreven opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is, de Zoon van God, en opdat jij, door dit vertrouwen, zou léven, in zijn Naam!
Was Tomas de enige twijfelaar? Misschien, maar aan de anderen toont Jezus ook meteen zijn handen en zijn zijde, hetzelfde als wat Tomas vraagt. En Jezus moet het hen ook twee keer zeggen. En als hij al de twijfelaar was, hij durfde blijkbaar toch buiten te komen, terwijl de anderen zich opsloten uit angst! Jezus maakt dat onderscheid tussen Tomas en de andere leerlingen niet. Wíj doen dat, om ónze twijfel en ónze angst op anderen te kunnen projecteren. “Zíj, ja, … maar ik …”
Voor Jezus gaat het over Léven geven, in de eerste plaats aan de angstige leerlingen, en vervolgens aan heel velen die via hen het bevrijdende nieuws zullen horen. Eigenlijk lezen we hier het Pinkstergebeuren: hoe de leerlingen omslaan van angst naar vreugde en bezieldheid, van twijfel naar Léven en vurigheid.
Het zijn niet alleen de éérste leerlingen die die omslag nodig hebben. Wie de consequenties van een waarachtig christelijke leven begint te zien en daarvoor uit zijn comfortzone moet komen, zal altijd met angst geconfronteerd worden. Alleen een daad-werkelijke bezieling met G-ds Geest kan ons tot zendelingen maken. Voor onze kerk van vandaag is dit Lévens-noodzakelijk …