Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.13,18-23 (22/07/2022)
Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
Bij ieder die het woord van het koningschap hoort, maar niet doorgronden, komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid. Dat is de op de weg gezaaide.
De op de steenachtige grond gezaaide is wie het woord hoort en onmiddellijk vrolijk aanneemt, maar geen wortel heeft in zichzelf – het zijn mensen van het moment. Wanneer er verdrukking of vervolging komt omwille van het woord, struikelen ze onmiddellijk.
De tussen de dorens gezaaide is wie het woord hoort, maar door de zorgen van deze wereld en de begoocheling van de rijkdom het laten verstikken, waardoor het onvruchtbaar wordt.
De in goede aarde gezaaide is wie het woord horen en het doorgronden. Zij brengen vruchten voort, de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”
Jezus geeft hier zelf een duiding van zijn gelijkenis – uiteraard nuttig om naar te luisteren als wij ‘in het verlengde van G-d’ willen leven. In zekere zin gaat hij hier een tikje verder dan in de eerste versie (zie eergisteren). Wij zijn – in deze tweede versie – niet het zaad (dat zich door de één of de andere grond laat voeden of verdorren), maar wij zijn de gezaaide! Wij hebben het Woord al vernomen en zijn ‘uitgezaaid’ over de wereld om het daar te doen voortleven.
Nee, de concrete plekken waar wij zijn terecht gekomen zijn op zichzelf zeker niet altijd vruchtbare plaatsen. Maar dat is niet Jezus’ punt: er wordt immers wel degelijk ook gezaaid op die ogenschijnlijk onvruchtbare plaatsen! Zonder onderscheid wordt er op álle plaatsen gezaaid. Jezus’ punt hier is of ‘het zaad’ – ikzelf dus – zich laat doen door de ‘grond’ óf zich laat meenemen door de kracht van het Woord. Op welke ‘grond’ ik gezaaid ben, heb ik niet in de hand; of ik dáár ‘in het verlengde van G-d leef’ daarentegen …
Mt.9,14-15 (4/03/2022)
Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”
Er wordt weerom gemopperd en Jezus probeert geduldig zijn logica (die zo indruist tegen de onze) in twee zinnen te duiden. Het gaat níet over praktijken die kost wat kost moeten worden toegepast. Het gaat wél over een Aanwezigheid die vreugde en blijdschap met zich meebrengt. Hij probeert zijn toehoorders attent te maken op een Aanwezigheid die heelt, en als je die Aanwezigheid ervaart, als je je er aan toevertrouwt, dan zal je de ommekeer in je leven voelen. Levend in die Aanwezigheid kan je niet vasten, integendeel, je zal voelen hoe je intenser gaat leven. En als die Aanwezigheid verdwijnt of op de achtergrond geraakt, blijft een diep verlangen over en zal je gaan vasten. Vast-en is los komen van je manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen, …
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.
Mt.9,9-13 (7/07/2023)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
Dat Jezus nooit uitgaat van automatisch voorgeschreven onveranderlijke wetten, daar krijgen we hier een voorbeeld van. Eerder in het Evangelie (Mt.8,19-22 par. Lc.57-62) horen we ook hoe Jezus enkele volgelingen roept, maar telkens eraan toevoegt níet achterom te kijken, maar resoluut de blik vooruit te richten. “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt, is niet ongeschikt mij te volgen”, zegt Jezus daar streng. Hier kan het blijkbaar wel! Matteüs wil nog een afscheidsmaal organiseren en Jezus neemt er zelfs zelf aan deel.
We zouden kunnen speculeren waarom het hier wel kan en elders niet, maar speculeren is altijd riskant. Het is voldoende te zien dát het voor Jezus verschillend kan! In zijn spoor mogen we dus eigenlijk nooit handelen of oordelen langs ‘onveranderlijke wetten’. Allerlei elementen van de persoon en de situatie moeten in rekening worden genomen. Wél een belangrijk criterium is of het uiteindelijk leidt tot navolging van Jezus!
Mt.13,10-17 (21/072022)
Zijn leerlingen kwamen bij hem en vroegen: “Waarom spreek je tegen hen in gelijkenissen?”
Hij antwoordde hen: “Omdat het aan jullie gegeven is het geheimenis van het koningschap der hemelen te kennen. Hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; wie echter niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
Daarom spreek ik tegen hen in gelijkenissen, omdat zij ziende níet zien en horende níet horen en niet doorgronden.
Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld:
“Met je gehoor zul je horen, maar je zult niet doorgronden;
met je zicht zul je kijken, maar je zult niet zien.
Want het hart van dit volk is vet geworden,
hun oren zijn vermoeid
en hun ogen houden ze gesloten
óm niet te zien met hun ogen
en niet te horen met hun oren
en niet te doorgronden met hun hart,
óm zich niet te hoeven bekeren
en Ik hun gezond zou maken.” [Jes.6,9-10]
Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
en jullie oren omdat zij hóren!
Amen, ik zeg jullie: Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd te zien wat jullie aanschouwen, maar zij hebben het niet gezien, en te horen wat jullie aanhoren, maar zij hebben het niet gehoord.
Als Jezus over G-ds rijk wil spreken en hoe mensen ‘in het verlengde van G-d’ kunnen leven, vertelt hij gelijkenissen. Het zijn vaak simpele verhaaltjes, die echter nooit zomaar verhaaltjes zijn. Dat was de eerste leerlingen ook al opgevallen en hier vragen ze hem naar het waarom daarvan.
Als wij zélf antwoord zouden moeten geven op die vraag, zouden we wellicht iets zeggen in de aard van dat gelijkenissen een rijkdom hebben die niet zomaar in een rationele uitleg te vatten is. Wellicht is dat ook zo, maar Jezus geeft een veel strengere verklaring: omdát ze niet horen … En dat ‘omdat’ draagt een zekere schuld in zich. Jezus haalt er Jesaja bij: Hun hart is vet geworden, ze houden hun oren gesloten, óm niet te horen. Zo kún je niet in het verlengde van G-d leven!
Gezegend wie wakkere oren en een open hart heeft, want (alleen) aan díe kan het Woord gegeven worden. Leven ‘in het verlengde van G-d’ is dicht bij Jezus staan en luisteren met een versoberd hart …
Mt.9,9-13 (21/09/2023)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
De ene nodigt de andere uit en omgekeerd. Allebei, zowel Jezus als Matteüs, zijn ze bereid – zonder enige aarzeling (zo lijkt het toch) – om in de leefwereld van de ander binnen te treden. Het anders-zijn van die leefwereld houdt hen niet tegen. En omstaanders reageren verbaasd. Wie doet nu zoiets? Wie gaat er aan tafel met nietsnutten en zondaars terwijl hij beweert door G-d gezonden te zijn? Wie maakt zichzelf zo klein, zet z’n eigen ego totaal aan de kant? Wie zet heel zijn denkwereld aan de kant, om binnen te kunnen treden in de wereld van de ander? Je moet daarvoor toch echt wel gek zijn.
Jezus doet dit vol overtuiging. Meer nog, het is precies dát wat hem te doen staat: mensen opzoeken die niet gezien en gehoord worden en hen in hun waarde zien. Deze mensen kansen geven door hen op te nemen in zijn kring.
Kom en volg mij, zegt hij, ook tegen ons. Gaan we nog met hem mee nu we weten dat het dat is wat hij van ons verwacht, nl. ons eigen ego aan de kant schuiven om ruimte te maken voor de ander?
Mt.11,16-19 (10/12/2021)
Waarmee zal ik de mensen van deze generatie vergelijken? Ze zijn als kleine kinderen die op de markt zitten en hun vriendjes toeroepen: ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet. Wij zingen voor jullie een klaaglied, maar je weent niet!’
Want Johannes kwam, hij at noch dronk en ze zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’
En de mensenzoon kwam, hij at en dronk wél en ze zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper, die vriend van tollenaars en zondaars!’
Wijsheid wordt als waar erkend door allen die haar kinderen zijn.
Deze verzuchting klinkt na Johannes’ vraag aan Jezus: “Ben jij de Messias of is er een ander die we moeten verwachten.” Het lijkt alsof Johannes begint te twijfelen. Misschien omdat hij en Jezus zo verschillend te werk gaan in hun verkondiging. De ene streng, hard en kiezend voor een sobere levensstijl. De ander eet, feest en interpreteert ‘wijs’ de wetten van Mozes.
En de mensen … de ene volgt Johannes, de ander Jezus. Zij roepen als kinderen naar elkaar … De een verwijt de ander spelbreker te zijn zodat ze uiteindelijk hun eigen zin kunnen doen. Maar wat er op het spel staat is G-dgericht leven. Dát was de boodschap van Johannes. Én dat is de boodschap van Jezus. Keer je om. Richt je leven op G-d. En wat doen de mensen: ze mopperen en twisten over hoe die levenswijze er juist dient uit te zien.
Maar de wijsheid van G-d hangt niet vast aan deze of gene uiterlijke vorm. Ze stroomt door beide manieren van leven. De wispelturigheid verdwijnt maar, als wij ons eigen kinderachtig willetje aan de kant schuiven en plaats maken voor Góds wijsheid.