Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.20,20-28 (25/07/2022) 

Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.”
Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.” Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers. Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen. Zo mag het bij jullie niet zijn! Wie onder jullie groot wil worden, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie knecht zijn; zoals de mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Terug naar Matteüs, maar niet naar de vergelijkingenreeks. Omwille van het apostelfeest worden we meteen in de realiteit van het leerlingschap gestort.
“Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken?” “Ja”, zeggen ze, maar ze weten niet wat ze zeggen. Weten wíj wat we zeggen als we ‘ja’ hebben gezegd om Jezus te volgen? Wat dat allemaal van ons vraagt, laat zich (gelukkig!) maar gaandeweg blijken. Jezus verwijt hen daarom ook niet hun onbesuisdheid. Alleen zegt hij dat ze er geen al te concrete verwachting mogen over hebben hoe de ‘beloning’ er zal uitzien. Voor ons, die alles liefst hier en nu hebben en het niet zo hebben met een ‘hiernamaals’, is die bedenking zo mogelijk nog lastiger dan voor hen …
En wie zit meer fout? Degene die een vraag durft stellen, of degene die zich ergert aan de vraag?
Jezus geeft één antwoord op beide: Groot willen worden, is geen verboden ambitie! ‘In het verlengde van G-d’ moet je wel weten dat grootheid loopt via de weg van het dienen. Dát is de beker die Jezus ‘totterdood’ heeft geledigd.

Mt.14,13-21 (02/08/2021)

Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes], trok hij zich in een boot van daar terug naar een eenzame plaats, alleen. En toen de menigte dit hoorde, volgden ze hem te voet vanuit hun steden. Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte. Hij werd ten diepste bewogen om hen en hij genas de zieken onder hen.
Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden: “Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij. Stuur de menigte weg zodat ze in de dorpen rondom voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen. Maar Jezus zei hen: “Het is niet nodig dat zij weggaan; geven jullie hen maar te eten.” “Maar, antwoordden zij, wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!” Hij zei: “Breng ze mij.” En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar de hemel, zegende en brak de broden, en gaf ze aan zijn leerlingen en de leerlingen aan de menigte.
Allen aten tot ze voldoende gevoed waren. En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

De broodvermenigvuldiging. Weeral eens. (Kan ik er wat aan doen dat elk van de vier evangelisten dit gebeuren beschrijft; Johannes zelfs twee keer!? Het kan ons alleen maar doen concluderen dat het een belangrijk gebeuren is, als we Jezus’ leven en boodschap willen begrijpen.)
In deze versie van Matteüs valt mij het detail op “het [etens]uur is al voorbij”. Over en out dus; het is hopeloos. (Net zoals uiteraard ook de “vijf broden en twee vissen” voor 5000 mannen plus een veelvoud aan vrouwen en kinderen.)
Niet zo dus als Jezus in de buurt is!
Geen situatie is zó ver gezet, dat ze voor Jezus hopeloos zou zijn. – Als dát geen hoopvolle boodschap is!
Wanneer stijgt de ‘honger’ jou ten top en denk je met het weinige dat je hebt er helemaal niet te komen? Al eens aan gedacht om dat weinige – schamele zeg maar – aan Jezus aan te bieden en er hém zijn gang mee te laten gaan?

Mt.8,28-34 (5/07/2023)

28    Hij kwam aan de overkant,
       in het gebied van de Gadarenen.
      [Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods]
       Uit de grafspelonken kwamen twee bezetenen op hem af.
       Ze waren zeer woest,
       zodat niemand sterk genoeg was om langs die weg te gaan.
29    Kijk! Ze krijsten:
       “Wat is er tussen ons en jou, Jezus, zoon van God?
       Ben je hier gekomen om ons te kwellen
       vóór de juiste tijd?”
30    Een eind verderop was een grote kudde varkens aan het grazen.
31    De demonen smeekten hem:
       “Als je ons verdrijft,
       sta ons dan toe in die kudde varkens te trekken.”
32    Hij zei hen: “Ga heen.”
       Zij trokken weg [uit die mensen]
       en namen hun intrek in de kudde varkens.
       En kijk, de hele kudde stortte zich vanaf de helling in het meer
       en ze verdronken.
33    Degenen die de varkens aan het hoeden waren,
       vluchtten weg naar de stad
       en berichtten over wat er met de bezetenen gebeurde.
34    Kijk! Heel de stad liep naar buiten voor een ontmoeting met Jezus.
       Maar toen ze hem zagen,
       smeekten ze hem dat hij uit hun gebied zou weggaan.

Ik hou van deze Evangeliepassage. Je hoeft er geen ‘kunst- en vliegwerk’ voor te doen om te herkennen dat het hier gaat om mensen die ernstig psychisch lijden. Men sprak daar toen anders over, en men had vooral geen middelen om dat te bedaren, maar voor de rest is alles zo herkenbaar. Zowel aan de kant van de lijdende als aan de kant van de omstaanders!
Bij de lijdende kan het er inderdaad nogal heftig aan toe gaan, óók als hedendaagse medicatie hen lijkt te sussen. Wie dicht genoeg staat om hen te horen, te zien, te voelen, zal het wel merken. En de omstaanders? Tot op vandaag duwen die zo’n mensen weg, hoe verder hoe liever. Men gaat er liefst niet mee om. Zelfs wie er wél mee omgaat – zoals Jezus – duwen ze ook liever maar ver weg!
Waarom hou ik dan van deze Evangeliepassage? Omdat Jezus juist wél met die mensen omgaat. Hij is niet ‘bang’ – waarom zou hij? Hij laat zich niet tegenhouden door wat heftigheid – die had hij in zijn woestijntijd ook in zichzelf herkend! Hij gaat die mensen tegemoet … als méns! – En dat blijkt wonderen te doen.
Jezus kon het. Christenen zouden het ook moeten doen. En het is best wel mogelijk …

Mt. 2,13-18 (28/12/2020)

Kort nadat de wijzen van hen waren heengegaan, verscheen er aan Jozef
in een droom een boodschapper [engel] van de Heer.
Hij zei: “Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte.
Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het doden.”
Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte.
Daar bleef hij tot de dood van Herodes, en zo ging in vervulling
wat bij monde van de profeet van de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’ [Hos.11,1]
Toen Herodes begreep dat hij door de wijzen was misleid, werd hij verschrikkelijk kwaad,
en afgaande op het tijdstip dat hij van de wijzen had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem
en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger te doden.
Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia:
‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen
en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’ [Jer.31,15]

Hoeveel kinderen zouden al op de vlucht moeten nog voor ze kunnen lopen?
Hoeveel kinderen zouden al vermoord worden nog voor ze een daad konden stellen?
Hoeveel onschuldig bloed – letterlijk en figuurlijk – wordt er (nog dagelijks) vergoten
omwille van machtsstreven (meestal verpakt in het blinkend papier van een ‘ideaal’)?
Zou Jezus het daarom ‘in zijn bloed’ hebben gehad dat hij er moest zijn voor de uitgestotenen, de “vluchtelingen en vreemden, wezen en weduwen”?
Het lag opgeslagen in zijn basale herinnering wat het is om doodsbedreigd te moeten vluchten
– maar ook hoe er zelfs dan (of net dan) ‘engelen van mensen’ zijn die luisteren naar ‘engelen van de Heer’,
die hem droegen en behoedden, en hem – weer eens – het leven schonken.
En déze G-d wil hij aan mensen laten kennen. Niet de God van de macht, maar de G-d van de draag-kracht:
wat het leven (en zelfs de dood) je ook brengt, er zal altijd een engel zijn die je draagt, behoedt én het Léven schenkt!

Mt.13,24-30 (23/07/2022)

Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer. [Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
Toen nu het graan opkwam en vrucht begon te zetten, verscheen ook de dolik.
De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid? Vanwaar dan die dolik?”
Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik ook de tarwe te ontwortelen.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”

Jezus wikt en weegt zijn gelijkenis met het zaaien langs alle kanten. Hier is er niet alleen goed zaad dat op allerlei grond wordt gezaaid; hier is er wel degelijk verschil aan het begin. Laat ik mij ‘uitzaaien’ door ‘de heer des huizes’ of door ‘de vijand’? Wie is mijn bron, mijn levensader? Vanuit wie of wat vertrekt mijn leven? Door wie weet ik mij gezonden? – en leef ik daar dan naar?
Dat goed en kwaad tezamen opgroeien in onze wereld, mag ons niet al te veel verbazen. Zo gaat dat nu eenmaal in de wereld. Het is zelfs best – geeft Jezus aan – niet al te snel zelf over anderen te oordelen wie waar bij zou horen! Dat is niet aan mij, maar aan G-d. Mijn taak is enkel krachtig te groeien vanuit mijn Bron. Dan zal ik het goede zichtbaar en vruchtbaar maken.

Mt.9,1-8 (6/07/2023)

1     Hij stapte in de boot en stak over
      en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm].
2     Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem.
      Bij het zien van hun vertrouwen,
      zei Jezus tegen de verlamde:
      “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
3     En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf:
      “Die daar spreekt [God]lasterlijk!”
4     Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus:
      “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart?
5     Immers, wat is makkelijker te zeggen:
      ‘je zonden zijn je vergeven’ of
      ‘sta op en loop’?
6     Welnu, opdat jullie zouden weten
      dat de mensenzoon volmacht heeft
      op aarde zonden te vergeven
      – en nu sprak hij tegen de verlamde:
      sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.”
    En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
    De menigte die dit zag,
      werd van ontzag vervuld
      en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.

Is het niet vreemd dat de schriftgeleerden het ‘godlasterlijk’ noemen als Jezus zonden vergeeft? Wat kunnen ze daar nu op tegen hebben?
Zoals bijna steeds moeten we ervan uitgaan dat ze het eigenlijk goed bedoelen, maar dat ze nog niet door hebben dat Jezus iets ‘nieuws’ brengt door het ‘oude’ te radicaliseren. ‘Zonden vergeven’ was wel degelijk iets heel belangrijks en heilzaam. Zó belangrijk en bijzonder dat het alleen aan G-d kon toegeschreven worden! Jezus maakt ook hierin blijkbaar de band sterker tussen hoe G-d met mensen omgaat en hoe ze met elkaar kunnen omgaan. Vergeving wordt een cruciaal gegeven voor Jezus. Lees er maar de Bergrede weer eens op na.
En nog wat: Misschien zaten die schriftgeleerden er wel helemaal niet naast. Aangezien ‘zonde’ per definitie tégen G-d gericht is, klopt het eigenlijk wel dat alleen G-d ‘zonde’ kan vergeven. Als Jezus de lamme wil genezen, dan moet hij hem eerst weer in verbinding brengen met G-d. En dat is blijkbaar iets wat mensen ook boor elkaar kunnen doen!