Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.8,11-13 (14/02/2022)

De farizeeën gingen naar Jezus toe en ze begonnen met hem te twisten door van hem een teken uit de hemel te verwachten en hem zo op de proef te stellen.
Uit het diepst van zijn wezen slaakte Jezus een zucht, en zei: “Waarom verwachten jullie toch een teken? Ik verzeker jullie: dat zal niet gebeuren!”
Hij liet hen achter, stapte weer in de boot en ging weg naar de overkant.

Die farizeeën toch … o zo menselijk! Ik ben er zeker van dat als je even in je eigen herinneringen duikt én eerlijk bent met jezelf, je dezelfde vraag zult tegenkomen. We willen dat God duidelijk is. We willen dat hij klaar en onweerlegbaar aangeeft wat hij van ons wil of welke keuze wij moeten maken. We willen dat God naar onze omgeving toe aangeeft dat wij toch wel in het gelijk staan. We willen dat God ingrijpt in een situatie. We willen dat we wéten waar me met hem aan toe zijn.
We willen dat God … niet G-d is …
Als G-d de ge-heel ándere is, kán ik dan hem vatten, hoe groot mijn verstand ook is? Zelfs met de helderste uitleg blijft het ándere over. Zelfs met het duidelijkste teken – dat noodgedwongen binnenwerelds is – blijft het ándere over. Hij (?) zou niet G-d zijn als hij niet ‘ánders’ was! Vergeef mij deze duidelijkheid ivm de niet-duidelijkheid. – Maar dat ligt niet aan mij, maar aan G-d.
Jezus trapte gelukkig niet in die val en liet zich niet verleiden tot ‘duidelijkheid’ die niets met G-d te maken zou hebben, maar enkel zijn eigen status hooghield. Ook als Jezus wonderen deed, ging hem dat niet om het teken. Hij zegt nooit: “Het teken heeft je gered”, maar wel: “Je vertrouwen heeft je gered!”

 

Mc.10,17-27 (28/02/2022)

Toen hij weer op weg was, haastte zich iemand naar hem toe [volgens Matteüs een adolescent]. Die viel voor hem op de knieën en vroeg: “Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het volle leven?”
Maar Jezus zei hem: “Wat noem je mij goed? – niemand is goed behalve één: God.
Je kent de wijzingen:
je zult niet doden,
je zult niet stelen,
je zult niet vals getuigen,
je zult niet beroven,
eer je vader en je moeder.”
Maar hij antwoordde hem: “Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van zodra ik ze leerde kennen.”
Jezus keek hem aan en had hem lief. Hij zei: “Aan één iets heb je nog tekort: ga, verkoop wat je hebt, en geef het aan wie tekort heeft. Zo zul je een schat hebben in de hemelen, en kom dan: volg mij!”
Hij werd droevig om dat woord en ging verdrietig weg – hij had veel bezittingen …
En rond kijkend zei Jezus tegen zijn leerlingen: “Hoe moeilijk is het om het koningschap van God binnen te gaan voor wie heeft wat hij meent nodig te hebben.” De leerlingen waren verbaasd over zijn woorden, maar Jezus zei opnieuw: “Kinderen, wat is het moeilijk om het koningschap van God binnen te gaan voor wie vertrouwt op wat hij heeft. Makkelijker is het
voor een kameel door het oog van de naald binnen te gaan dan voor een rijke in het koningschap van God.”
Zij waren enorm verbaasd en vroegen onder elkaar: “Wie kan dan bevrijd worden?” Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent] en zei: “Bij mensen is dit onmogelijk, maar niet bij God; want bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]

Jezus heeft een boon voor deze ijverige jongeling, die op stevige basis zijn leven wil opbouwen en daarvoor – een beetje dweperig, maar zo zijn jonge mensen – bij hem komt. Hij ziet dat hij het vuur in zich heeft dat hem vérder zou kunnen doen gaan, en dus ‘roept’ hij hem om hem te volgen.
Jezus ziet dat hij heel veel heeft: de kracht van zijn jeugd, zijn hele leven voor hem, veel goederen, een goede opvoeding, …; maar één iets lijkt hij tekort te hebben: een beetje lef om niet op dat ‘hebben’ te vertrouwen, maar op zijn ‘kind van G-d zijn’. Loslaten waar hij gewoon was op te rekenen, dát ziet de jongeling niet zitten.
Het gaat hem Jezus niet louter over die letterlijke goederen (het gaat óók daarover, laten we dat niet onder de mat vegen!), maar om de vraag op wie of wat wij rekenen om ons leven op te bouwen: op menselijk-maakbare waarden en goederen, of op het vertrouwen in G-d? Voor wie volgeling van Jezus wil zijn, zou het alleen over dat laatste mogen gaan!

Mc. 2,18-22 (16/01/2023)

De leerlingen van Johannes en die van de farizeeën hielden vasten. Ze kwamen naar Jezus: “Waarom vasten die leerlingen wel, maar jouw leerlingen niet?” Jezus antwoordde: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is? Al de tijd dat zij hem bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.
Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk; anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger. En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de wijn de zakken barsten en gaat de wijn verloren met de zakken. Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”

Het is van alle tijden: mensen zijn behoudsgezind, met als gevolg, dat ze vaak aarzelen om nieuwe dingen toe te laten. Iets nieuws beginnen roept immers vragen op. Nieuwe dingen toelaten wil zeggen oude loslaten en dat is niet evident. Het oude vertrouwde loslaten om het nieuwe toe te laten, dat is een sprong wagen en vertrouwen dat het goed komt. Logisch dus dat wij mensen moeite hebben met veranderingen. Het is die moeite, die behoudsgezindheid, die door Jezus wordt vastgesteld. Hij veroordeelt het niet. Hij brengt het ter sprake: Zie hoe G-d aanwezig is. Durf hem toe te laten. Je zal ervaren dat dit vreugde met zich meebrengt en een helend effect heeft. Probeer niet krampachtig vast te houden aan wat was. Ga ten volle voor het ontluikende nieuwe en laat het oude los. Hij daagt de farizeeën (en ons) uit om de ogen en het hart te openen voor het nieuwe. Een combinatie van oud en nieuw zal niet werken. Ze zullen samen ten onder gaan.
Ga ervoor! Er zal nog tijd genoeg zijn om te vasten (je te bezinnen) als het lastiger wordt of als de inspirator uit het zicht verdwijnt.

Mc.6,53-56 (6/02/2023)

Ze staken over naar het gebied van Gennesaret en legden aan. Toen ze uit de boot kwamen, herkende men hem onmiddellijk. Ze liepen druk de hele omgeving af en brachten van overal de zieken op bedden naar waar ze hoorden dat Jezus was.
Overal waar hij ook kwam, in steden, dorpen of gehuchten, legde men de zieken op de marktplaats. Zij smeekten hem dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
mochten aanraken. En al wie hem aanraakte, werd genezen.

Weer die drommen volk die om hem heen drongen en hem wilden aanraken. Zou Jezus daar nooit eens genoeg van hebben gekregen? Ergens eens rustig van de natuur kunnen genieten zat er voor hem duidelijk niet in en al die ‘onreine handen’ aan hem zullen toch ook wel eens ‘vies’ gevoeld hebben.
Maar Jezus lijkt het te laten gebeuren.
We weten eigenlijk niets over de eerste 30 jaar van Jezus’ leven, maar het is duidelijk dat het rijpingstijd is geweest. ‘Onderweg’ heeft hij ont-dekt dat het zijn G-ddelijke taak is Aanwezig te zijn bij mensen, heel mens-nabij, tot aanrakens toe. En wie echt zijn taak in deze wereld ont-dekt heeft, ontloopt die niet, ook niet als die onprettige kanten heeft en je ‘opeet’.
Als ik straks weer onder de mensen kom, op mijn werk of gewoon op straat of in de winkel, mogen ze mij dan ‘opeten’ (‘mijn tijd verdoen’)? Mogen ze mij (aan)raken? Om daarin onze leermeester te kunnen volgen moeten we wellicht nu eerst even stilstaan om onze taak als leerling te ont-dekken en onderweg te laten rijpen.

Mc. 16,9-15 (15/04/2023)

Toen Jezus in de vroegte van de eerste dag was opgestaan, verscheen hij het eerst aan Maria van Magdala, van wie hij zeven demonen had weggedreven. Ze ging het berichten aan wie met hem was en die nu treurden en weeklaagden. Toen zij hoorden dat hij leefde en door haar was gezien, vertrouwden zij het niet.
Maar hierna verscheen hij, in een andere vorm, wandelend, aan twee van hen die onderweg waren buiten de stad. Ook zij gingen het berichten aan de anderen, maar ook hen vertrouwden zij niet.
Wat later toonde hij zich aan de elf, terwijl ze aan tafel waren. Hij maakte hen een verwijt over hun gebrek aan vertrouwen en de verhardheid van hun hart, omdat ze geen vertrouwen hadden geschonken aan wie hem hadden gezien als de opgestane.
Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!”

Zoals gisteren lezen we het hier opnieuw: Na zijn Verrijzenis wordt Jezus niet zomaar automatisch herkend, alsof hij gewoon hetzelfde er zou uitzien als tevoren. Er is wel degelijk iets veranderd. Hier staat het ook letterlijk: “Hij verscheen hen ‘in een andere vorm’.”
Om hem te kunnen herkennen is er blijkbaar een zeker vertrouwen nodig – wat in het Bijbelse Grieks hetzelfde woord is voor ‘geloof’ – en Jezus verwijt het hen als ze daar te weinig van aan de dag leggen. Het gaat dan blijkbaar om het vertrouwen in de veelvormigheid waarmee Jezus zijn Verrijzenis kenbaar kan maken én om het vertrouwen in het vuur – het elan, de geest, de Geest – waarmee het gebeuren wordt verhaald.
Dat was dus voor de eerste leerlingen niet anders dan voor ons. Herscheppingskracht is een continu gebeuren en geen eenmaligheid in Jezus. De Verrijzenis van Jezus was er ‘alleen maar’ het getuigenis van! Sindsdien zouden wij het rotsvast mogen vertrouwen: in eindeloze veelvormigheid herschept G-d zijn schepping, ook vandaag, ook in jou!

Mc.8,11-13 (12/02/2024)

11    De farizeeën gingen naar Jezus toe
       en ze begonnen met hem te twisten
       door van hem een teken uit de hemel te verwachten
       en hem zo op de proef te stellen.
12    Uit het diepst van zijn wezen slaakte Jezus een zucht, en zei:
       “Waarom verwachten jullie toch een teken?
       ik verzeker jullie: dat zal niet gebeuren!”
13    Hij liet hen achter,
       stapte weer in de boot
       en ging weg naar de overkant.

De voorbije dagen mochten we horen hoe Jezus zich telkens weer laat raken door het diepe verlangen van mensen om mens te worden. Vandaag wordt hij opnieuw geraakt, maar nu door onbegrip en tegenkanting. Hij wordt bevraagd, uitgedaagd en op de proef gesteld. Hij zucht (je zou van minder). Hij heeft het al zo vaak proberen uit te leggen. Hij heeft het al zo vaak laten zien en voorgeleefd. En nog snappen we het niet. Neen, wij zúllen geen ander teken krijgen. Het is gewoon een kwestie van kijken, van horen, en je in al je kwetsbaarheid laten raken door je evenmens. Het is gewoon een kwestie van achter hém aan te gaan, zodat hij ons niet hoeft achter te laten.
Was het maar zo eenvoudig als het klinkt …
Misschien ís het wel zo eenvoudig, maar zien wij er aan voorbij?