Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.9,14-29 (24/02/2025)

14    Toen ze bij de [overige] leerlingen kwamen,
       zagen zij een grote menigte rondom hen
       en de schriftgeleerden waren met hen in discussie.
15    Onmiddellijk toen de menigte hem zag,
       waren ze erg ontdaan,
       renden op hem af en groetten hem.
16    Hij vroeg aan de schriftgeleerden:
       “Waarover discussieerden jullie met hen?”
17    Het was iemand uit de menigte die hem antwoordde:
       “Meester, ik bracht mijn zoon naar jou toe.
       Hij heeft een geest die [maakt dat hij] niet kan praten.
18    En waar hij hem overvalt, verscheurt hij hem:
       hij schuimt, knarst zijn tanden en verstijft.
       Ik heb je leerlingen gevraagd hem uit te drijven,
       maar zij konden het niet.”
19    Hij zei tegen hen:
       “O generatie zonder vertrouwen!
       Hoe lang nog moet ik bij jullie zijn,
       hoe lang nog moet ik jullie verdragen?!
       Breng hem bij mij.”
20    En ze brachten de jongen bij hem.
       Toen de geest hem zag,
       liet hij onmiddellijk de jongen stuiptrekken.
       Hij viel op de grond en kronkelde schuimbekkend.
21    Jezus vroeg aan zijn vader:
       “Hoe lang gaat dat al zo met hem?”
       Hij zei: “Van jong af aan.
22    Dikwijls heeft hij hem ook in vuur of water geworpen om hem te doden.
       Maar als je íets kunt doen, help ons!
       Laat je innerlijk grijpen door ons [ontferm je over ons]!”
23    Jezus zei hem:
       “Over dat ‘als je iets kunt’:
       alles is mogelijk voor wie vertrouwt.”
24    Onmiddellijk schreeuwde de vader van het kind onder tranen:
       “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
25    Jezus zag dat er een menigte samenstroomde.
       Hij sprak de nog niet gereinigde geest streng toe:
       “Geest die stom en doof maakt, ik beveel je:
       ga weg uit hem en kom nooit meer in hem.”
26    Luid roepend en met erge stuiptrekkingen ging hij uit hem weg.
       De jongen was als een lijk,
       zodat velen zeiden dat hij gestorven was.
27    Maar Jezus nam zijn hand vast
       om hem overeind te helpen
       en hij stond op.
28    Toen Jezus in (een) huis binnenging,
       vroegen zijn leerlingen hem apart:
       “Waarom konden wij hem niet uitdrijven?”
29    Hij zei hen:
       “Dit soort kan door niets worden uitgedreven
       dan door gebeds-verbondenheid.”

“Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
Theoretisch gezien lijkt dit tegenstrijdig, of je vertrouwt of je vertrouwt niet. Maar in de praktijk – en daar draait het toch om – gaan die twee vaak hand in hand. Op het snijpunt van de twee begint de gebeds-verbondenheid. Daar, waar onze onmacht, ons niet-vertrouwen zichtbaar wordt, ontstaat ruimte om het onmogelijke te verwachten – niet door het af te dwingen, maar door het af te wachten. Gebeds-verbondenheid is een teken van vertrouwen dat het altijd anders kan.
Bidden is bewust uitroepen: “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!” Het is het toegeven van je onmacht en je tegelijk toevertrouwen aan G-ds macht, die leven tevoorschijn brengt uit de dood, uit elke situatie die voor ons doodloopt.
Bidden is: G-d laten spreken in jouw bidden en laten handelen in jouw leven. Niet als je het niet meer weet, op het einde, maar vanaf het begin. Vóór al het andere uit. Dan is alles mogelijk, zelfs het onmogelijke.