Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.5,21-43 (30/06/2024) 

21    Nu stak Jezus met de boot weer over naar de andere kant.
       Aan de oever van het meer
       verzamelde zich een grote menigte bij hem.
22    Kijk!
       Een van de oversten van de synagoge, Jaïrus genaamd,
       kwam ook
       en toen hij Jezus zag,
       viel hij aan zijn voeten neer.
23    Hij smeekte hem met aandrang:
       “Mijn dochtertje ligt op sterven.
       Kom en leg haar de handen op
       zodat ze bevrijd wordt en leeft!”
24    Jezus ging met hem mee.
       Een grote menigte volgde hem
       en ze drongen tegen hem op.

25    Er was een vrouw
       die al twaalf jaar aan bloedverlies leed.
26    Ze had veel geleden onder vele artsen
       en heel haar bezit eraan besteed,
       maar er helemaal geen baat bij gehad;
       integendeel, het was nog slechter geworden.
27    Zij had over Jezus gehoord.
       Ze naderde hem van achteren in de menigte
       en raakte zijn kleed aan,
28    want ze dacht:
       “Zelfs als ik maar zijn kleren kan aanraken,
       zal ik bevrijd worden.”
29    En onmiddellijk hield het bloedvloeien op
       en zij voelde aan haar lichaam
       dat ze van haar gesel genezen was.
30    Maar onmiddellijk voelde Jezus in zichzelf
       dat er een kracht van hem was uitgegaan.
       Hij keerde zich om in de menigte
       en vroeg:
       “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?”
31    Zijn leerlingen zeiden hem:
       “Je ziet dat een menigte tegen je opdringt
       en jij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?!”
32    Maar hij keek rond
       om te zien wie dit gedaan had.
33    De vrouw nu, wetend wat er met haar was gebeurd,
       kwam angstig en bevend bij hem,
       viel voor hem neer
       en vertelde hem de hele waarheid.
34    En hij zei haar:
       “Dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.
       Ga in vrede, en wees genezen van je gesel.”

35    Hij was nog aan het spreken,
       toen ze van het huis van de synagoge-overste kwamen zeggen:
       “Je dochter is gestorven.
       Wat val je de meester nog lastig?!”
36    Maar Jezus hoorde wat er gezegd werd
       en zei tegen Jaïrus:
       “Wees niet bang, vertrouw alleen maar.”
37    Hij liet niemand toe hen te volgen,
       behalve Petrus, Jakobus
       en Johannes, de broer van Jakobus.
38    Ze kwamen in het huis van de overste
       en hij zag de grote beroering,
       het luide wenen en jammeren.
39    Hij ging binnen en vroeg hun:
       “Waarom zo’n beroering en geween?
       Het kind is niet gestorven, maar slaapt.”
40    Maar ze lachten hem uit.
       Hij stuurde hen echter allemaal weg.
       De vader en moeder van het kind
       en de leerlingen die bij hem waren,
       nam hij mee
       en ging de plaats binnen
       waar het kind lag.
41    Hij pakte de hand van het kind vast
       en zei tegen haar:
       Talitha koem!”,
       wat vertaald betekent: Meisje, ik zeg je: sta op!
42    Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond
       – want het was twaalf jaar.
       Allen waren buiten zichzelf van verbazing.
43    Hij gebood hun nadrukkelijk
       dat niemand dit te weten mocht komen.
       En hij zei dat ze haar te eten moesten geven.

Is het mogelijk om je vol vertrouwen te laten raken ook als het leven compleet tegenzit? Wat als pijn en verdriet in je leven de hoofdtoon geworden zijn? Wat als je ouder wordt, kwetsbaarder en eenzaam? Wat als je niet zeker weet of je over twee maanden nog werk hebt? ...
Ook dan! …
Daarover gaat het vandaag, over aangeraakt worden en opstaan, over geloof dat de dood aankan, kortom over opstaan in vertrouwen.
Jaïrus, wiens dochter (z’n toekomst) op sterven ligt, blijft Jezus op zijn woord volgen: “Wees niet bang, vertrouw alleen maar.” Hij geeft zich vol vertrouwen over aan deze levensstijl.
En de vrouw, zij is in zekere zin reeds dood. Ze is doodverklaard als onaanraakbare. Vertrouwen brengt haar tot een ongehoorde daad. Ze treedt uit het verborgene om Jezus aan te raken. En hij laat zich aanraken. In de aanraking en het opstaan ontstaat nieuw leven.
Twee bemoedigende verhalen met een oproep: Een oproep om je te laten aanraken in je kwetsbaarheid en in je kracht, en een bemoediging om te kiezen voor leven te midden van de dood.

Mc.16,15-18 (25/01/2025)

15    Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
       “Ga de hele wereld in
       en verkondig de bevrijdende boodschap
       aan de gehele schepping!
16    Wie in vertrouwen zal leven
       en ondergedompeld worden,
       die zal bevrijd worden;
       maar wie niet in vertrouwen zal leven,
       zal veroordeeld worden.
17    En dit zijn de tekenen
       die de vertrouwenden zullen vergezellen:
       Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
       ze zullen nieuwe talen spreken,
18    ze zullen slangen vastnemen
       en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
       ze zullen zwakken de handen opleggen
       en ze zullen het goed stellen.”

Jezus maakt zijn leerlingen klaar om zelf op weg te gaan. Hij spreekt hen toe en waarschuwt hen voor de gevolgen van hun verkondiging. Daarna moeten ze hun eigen weg gaan, met in hun bagage niet alleen de lessen en adviezen, maar vooral het vertrouwen en de Liefde van hun wijze voorganger. Dit is een natuurlijke stap in de ontwikkeling van elk mensenleven: afscheid nemen van het vertrouwde en de eigen verantwoordelijkheid ontdekken en omarmen.
Het Woord is nu aan hen. De woorden ván Jezus gaan over in woorden óver Jezus. Het is aan hen om te getuigen, om de boodschap van G-ds liefde te verkondigen: een boodschap van leven, dwars door dood en doodsheid heen. Het is aan hen om te spreken en te handelen in lijn met G-ds koningschap. Vertrouwen zal de angst verdrijven, alles wat mensen bezet houdt zal verdwijnen. Mensen zullen opstaan en geen kwaad zal hen nog kunnen raken. Dit zijn tekenen van het koningschap van G-d.
“Ga, de hele wereld in.” Dit werd tot de leerlingen gezegd, en zij deden het. Zo hoorde Paulus het, en hij deed het. Zo wordt het ook aan ons gezegd, en…

Mc.9,14-29 (24/02/2025)

14    Toen ze bij de [overige] leerlingen kwamen,
       zagen zij een grote menigte rondom hen
       en de schriftgeleerden waren met hen in discussie.
15    Onmiddellijk toen de menigte hem zag,
       waren ze erg ontdaan,
       renden op hem af en groetten hem.
16    Hij vroeg aan de schriftgeleerden:
       “Waarover discussieerden jullie met hen?”
17    Het was iemand uit de menigte die hem antwoordde:
       “Meester, ik bracht mijn zoon naar jou toe.
       Hij heeft een geest die [maakt dat hij] niet kan praten.
18    En waar hij hem overvalt, verscheurt hij hem:
       hij schuimt, knarst zijn tanden en verstijft.
       Ik heb je leerlingen gevraagd hem uit te drijven,
       maar zij konden het niet.”
19    Hij zei tegen hen:
       “O generatie zonder vertrouwen!
       Hoe lang nog moet ik bij jullie zijn,
       hoe lang nog moet ik jullie verdragen?!
       Breng hem bij mij.”
20    En ze brachten de jongen bij hem.
       Toen de geest hem zag,
       liet hij onmiddellijk de jongen stuiptrekken.
       Hij viel op de grond en kronkelde schuimbekkend.
21    Jezus vroeg aan zijn vader:
       “Hoe lang gaat dat al zo met hem?”
       Hij zei: “Van jong af aan.
22    Dikwijls heeft hij hem ook in vuur of water geworpen om hem te doden.
       Maar als je íets kunt doen, help ons!
       Laat je innerlijk grijpen door ons [ontferm je over ons]!”
23    Jezus zei hem:
       “Over dat ‘als je iets kunt’:
       alles is mogelijk voor wie vertrouwt.”
24    Onmiddellijk schreeuwde de vader van het kind onder tranen:
       “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
25    Jezus zag dat er een menigte samenstroomde.
       Hij sprak de nog niet gereinigde geest streng toe:
       “Geest die stom en doof maakt, ik beveel je:
       ga weg uit hem en kom nooit meer in hem.”
26    Luid roepend en met erge stuiptrekkingen ging hij uit hem weg.
       De jongen was als een lijk,
       zodat velen zeiden dat hij gestorven was.
27    Maar Jezus nam zijn hand vast
       om hem overeind te helpen
       en hij stond op.
28    Toen Jezus in (een) huis binnenging,
       vroegen zijn leerlingen hem apart:
       “Waarom konden wij hem niet uitdrijven?”
29    Hij zei hen:
       “Dit soort kan door niets worden uitgedreven
       dan door gebeds-verbondenheid.”

“Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
Theoretisch gezien lijkt dit tegenstrijdig, of je vertrouwt of je vertrouwt niet. Maar in de praktijk – en daar draait het toch om – gaan die twee vaak hand in hand. Op het snijpunt van de twee begint de gebeds-verbondenheid. Daar, waar onze onmacht, ons niet-vertrouwen zichtbaar wordt, ontstaat ruimte om het onmogelijke te verwachten – niet door het af te dwingen, maar door het af te wachten. Gebeds-verbondenheid is een teken van vertrouwen dat het altijd anders kan.
Bidden is bewust uitroepen: “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!” Het is het toegeven van je onmacht en je tegelijk toevertrouwen aan G-ds macht, die leven tevoorschijn brengt uit de dood, uit elke situatie die voor ons doodloopt.
Bidden is: G-d laten spreken in jouw bidden en laten handelen in jouw leven. Niet als je het niet meer weet, op het einde, maar vanaf het begin. Vóór al het andere uit. Dan is alles mogelijk, zelfs het onmogelijke.

Mc.13,33-37 (29/11/2020)

Kijk uit! Wees wakker! Bid! Want je weet niet wanneer het juiste moment daar is.
Het is als met iemand die naar het buitenland gaat:
Hij verlaat zijn huis en geeft aan zijn dienaren volmacht volgens ieders werk en aan de deurwachter gebiedt hij dat hij waakt.
Waak dus! Want je weet niet wanneer de heer des huizes komt – ’s avonds laat of middernacht,
bij het hanengekraai of ’s morgensvroeg – zodat hij, als hij plots komt, je niet slapende vindt.
En wat ik tegen jullie zeg, zeg ik tegen allen: Waak!

(voor ‘wat voorafging’: zie gisteren en eergisteren (hieronder))
Wij zijn ‘wachters van de tijd’, aangesteld door onze Heer om in de tussentijd / overgangstijd (= ónze mensentijd) … lamlendig te wachten?
Nee, juist om attent werkzaam te zijn met al het goed(e) dat hij ons heeft toevertrouwd. Advent is níet ‘wachten’; Advent is ‘bereiden’:
overgangstijd tot arbeidstijd maken, op het moment zelf vaak onduidelijk wat het zal worden, maar onmisbare voorwaarde voor een nieuwe vruchtbare tijd!
Wachters moeten volgens Jezus wakker zijn. Wat is dat ‘wakker zijn’?
Enerzijds je niet laten vangen. Niet in slaap vallen; je niet in slaap laten soezen (of beroezen) door de last van de overgangstijd.
Je geest niet laten verduisteren door doemgedachten en egotripperij. (zie ook gisteren)
Anderzijds oog hebben voor wat komt. Alleen wie wakker is, zíet – “óók ’s avonds laat, of middernacht, bij het hanengekraai of ’s morgensvroeg”.
De wákkere zal de uitgestoken hand zíen, de glimlach op het gelaat van zijn buur, het grootse in een kleine daad …
De wákkere zal middenin het donker en de weerbarstigheid van de overgangstijd de nieuwe tijd zíen aanbreken!

Mc.1,40-45 (14/1/2021)

Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!” Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.

In dit stukje Evangelie lijkt niemand zich iets van de regels aan te trekken. De melaatse man niet: hij moest zich afzijdig houden, maar dringt toch door tot Jezus. Ook Jezus niet: hij zou alle contact met deze rafelrandmensen moeten vermijden, maar ten diepste bewogen raakt Jezus de man toch aan. Vervolgens geeft hij de man de raad om zich aan de priester te tonen en aan niemand iets te zeggen, maar de man trekt zich daar niets van aan en gaat luid en enthousiast zijn geluk aan iedereen verkondigen. Alle regels worden hier overschreden door intense gevoelens: het diep ongelukkige gevoel van iemand die sociaal helemaal geïsoleerd is (buiten spel gezet) en de diepe bewogenheid van Jezus om het niet-leven van de man.
Zoals zo vaak, gebeurt het ook hier: sterke gevoelens en/of volhardend geloof (of noem het religieuze vastberadenheid) zijn in staat om voorbij redelijkheid, voorbij kritiek mensen een stap te doen zetten naar Verbonden Léven.

Mc.10,2-12(-16) (3/10/2021)

Er kwamen farizeeën naar hem. Ze vroegen hem, om hem te testen: “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen?” Jezus antwoordde hen: “Wat heeft Mozes jullie gewezen?” Ze zeiden: “Mozes heeft toegestaan een akte van scheiding te schrijven en haar weg te sturen.” [Deut.24,1]
Nu antwoordde Jezus hen: “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian] heeft hij die wijzing geschreven. Maar vanaf het begin van de schepping [als principe, in oorsprong en doel] heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt. [Gen.1,27] Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich verbinden aan zijn vrouw, [Gen.2,24] en deze twee zullen één lichaam worden, zodat ze niet meer twee, maar één zijn. Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
Terug thuis vroegen zijn leerlingen hierover door. Hij zei hen: “Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, breekt echt, tegen de een, met de ander. En als een vrouw haar man verlaat en een ander huwt, breekt zij echt.

Men droeg kleine kinderen naar hem toe met de bedoeling dat hij ze zou aanraken [= hen de handen opleggen, als zegen], maar de leerlingen weerden hen af. Toen Jezus dit zag, raakte hij diep geschokt en zei hen: “Laat de kinderen bij mij komen, hinder ze niet!, want het koningschap van God is voor wie zijn als zij.
Amen, ik zeg jullie: Wie het koningschap van God niet ontvangt als een kindje, zal het echt niet binnengaan. En hij nam ze in zijn armen, legde hen de handen op en zegende hen.

Zie je het gebeuren? Mensen komen in al hun kwetsbaarheid naar Jezus toe met hun kostbaarste bezit, en ze worden afgeweerd. De toegang tot Jezus wordt hen ontzegd. Je zou van minder geschokt raken, ook al ben ik ervan overtuigd dat de leerlingen handelen vanuit de beste bedoelingen. Het enige wat zij willen is hun meester beschermen (alsof wij G-d zouden kunnen beschermen). Jezus wordt er niet boos om, maar het raakt hem. Hebben ze na al die tijd nog niet begrepen waar het om gaat? Hij zal het nog een keertje herhalen: Het koningschap van God is voor hen die, net als kinderen, in al hun kwetsbaarheid, open en ontvankelijk naar hem toekomen. Verhinder het hen niet! Maak het hen niet lastig en laat hen binnenkomen. Het is zo eenvoudig: wordt áls een kind, open je oren en ogen en durf je te verwonderen. Maak je klein zodat je vanuit hun perspectief (vanuit een niet-weten, afhankelijk en gedragen) naar de wereld kan kijken. En je zal zien, de wereld ziet er helemaal anders uit. En je zal voelen, dan is er alleen nog liefde, omarming en zegening

 voor een commentaar op het eerste deel van het evangelie kan je altijd even terugkijken bij Mt. 19,3-12 (14/08/2020)