Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh. 16,29-33 (22/05/2023)

29    Nu zeiden zijn leerlingen hem:
       “Kijk, nu spreek je vrijmoedig
       en gebruik je geen beelden!
30    Nu weten wij dat jij alles weet
       en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt.
       Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
31    Jezus antwoordde hun:
       “Nu geloven jullie?
32    Kijk, er komt een uur
       – ja, het is er al –
       dat jullie verstrooid zullen worden,
       elk naar het zijne,
       en mij alleen achterlaten.
       Maar toch ben ik niet alleen
       omdat de Vader bij mij is.
33     Ik zeg dit tegen jullie
       opdat je ín mij vrede zou hebben.
       In de wereld heb je drukkende pijn,
       maar hou moed:
       ik heb de wereld overwonnen.

Langzaam begint het te dagen bij de leerlingen (bij ons?). Stilaan groeit het besef van wie Jezus is. De innige verbondenheid tussen G-d en Jezus wordt gevoeld en we worden erin meegenomen. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat de mens Jezus van G-d is uitgegaan en dat wij daarvan gaan getuigen. Maar Jezus waarschuwt: Het is niet zo eenvoudig als het nu, op dit moment, wel lijkt te zijn. Er is zoveel in de wereld waardoor je overspoeld kan raken en je doet wegdrijven van G-d. Allerlei dingen zullen je aandacht opeisen. De wereld zal aan je trekken en je zal verstrooid raken naar alle kanten.
Maar Jezus stelt ook gerust. Zelfs te midden van de verstrooidheid mogen wij goede moed bewaren, want hij heeft de wereld overwonnen. Het is duidelijk dat het hier niet gaat over een wereldse overwinning, maar wel over die onoverwinnelijke verbondenheid tussen hem en de Vader. Wat er ook gebeure, hoezeer we ook verstrooid raken, hij brengt ons telkens weer tezamen.

Joh.14,6-14  (1/5/2021)

“Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
Als je mij zou leren kennen, zou je ook mijn Vader leren kennen. Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
Filippus zei: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
Jezus antwoordde hem: “Je bent nu al zo lang bij mij en je heb hem niet leren kennen, Filippus? Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien. Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?! Geloof je niet dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is? De woorden die ik tegen jullie spreek, spreek ik niet uit mezelf. Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet. Geloof mij dat ik in de Vader ben en de Vader in mij – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie vertrouwt in mij zal de werken die ik doe, ook doen – en nog grotere dan deze, omdat ik naar mijn Vader ga.
Wat je ook zult vragen in mijn naam, ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden. Als je dus iets vraagt in mijn naam, ik, ik zal het doen!”

‘Geloven’ gaat éigenlijk over ‘G-d leren kennen’. Het woord ‘leren’ duidt aan dat het wel even duurt – een leven lang. Het is veeleer de levenshouding van een groeiproces dan een statische toestand. Ook het ‘kennen’ is dus geen massief blok ‘wetenschappelijke kennis’, maar een dynamisch iets zoals je ‘iemand leert kennen’, of nog juister zoals een jongen en een meisje ‘met elkaar in kennis zijn’ (wetenschappelijke ‘feiten’ hebben hier niet veel te bieden, terwijl liefde wél een feit is).
Op díe weg wil Jezus ons meenemen. Hij ís een weg naar G-d, naar ‘waarheid’, naar ‘kennis’ over het leven!
Dit soort taal kan vaag lijken – waarmee sommigen al rap zeggen dat het over niets gaat. Maar mysterievolheid is niet hetzelfde als vaagheid. Alleen kun je er niet op afstormen met ‘wetenschappelijke duidelijkheid’. Je kunt het alleen behoedzaam – schroomvol – benaderen langs de (tragere) weg van het groeiproces. Elke dag een lepeltje voedsel langs verbondenleven (mag ook langs een andere weg 😊) én dat vertalen in ‘grotere werken’ (dat zijn niet noodzakelijk ‘grote’ werken, maar wel zaken waarin ik me boven mezelf uittil, dankzij Jezus’ weg en waarheid) leert ons ‘gaandeweg’ G-d kennen …

Joh.20,2-8 (27/12/2023)

2      Ze [Maria van Magdala] liep dus snel naar Simon Petrus
       en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was –
       en zei hen:
       “Men heeft de heer uit het graf weggenomen
       en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!”
3      Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten,
       naar het graf.
4      De twee liepen samen,
       maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus
       en kwam zo als eerste bij het graf.
5      Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen,
       maar ging niet naar binnen.
6      Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd
       en ging wel binnen in het graf.
       En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen.
     De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
       lag niet bij de doeken,
       maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats.
     Nu ging ook ‘de andere leerling’,
       die als eerste bij het graf was,
       naar binnen.
       Hij zag en vertrouwde.

Nog maar twee dagen geleden vierden we Kerstmis, de geboorte van Jezus, en vandaag wordt ons al het verrijzenisverhaal voorgeschoteld. Kerstmis en Pasen, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je moet ‘zien en vertrouwen’ – net zoals ‘de andere leerling’ om zowel het Kerst- als het Paasgebeuren te kunnen peilen. Vandaag lezen we hoe er door onbeduidende mensen (hier een vrouw en met kerst de herders) een onbegrijpelijke, maar vreugdevolle boodschap gebracht wordt waardoor ‘de andere leerling’ in beweging komt. Hij loopt vooruit met Petrus in zijn kielzog.
Mogen onbeduidende mensen met hun vreugdevolle boodschappen mij in beweging brengen, ook al versta ik er geen snars van en ook al lijkt het onmogelijk wat er gezegd wordt?
Eens bij het graf gekomen hoefde ‘de andere leerling’ niet eens naar binnen te gaan om te weten dat Jezus was opgestaan. Hij zag en vertrouwde. Dat de Heer verrezen is, is immers niet ‘te zien’; dat die baby de Messias is, is niet ‘te zien’ en toch gebeurt het!
Kerstdag wordt pas Kerstdag (Pasen wordt pas Pasen) als wij ‘zien en vertrouwen’ …

Joh. 14, 15-21 (17/05/2020)

 In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Als gij mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.
Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere helper geven om voor altijd bij u te blijven:
de Geest van de waarheid voor wie de wereld niet ontvankelijk is omdat zij hem niet ziet en niet kent.
Gij kent hem, want hij blijft bij u en zal in u zijn.' Ik zal u niet verweesd achterlaten: Ik keer tot u terug.
Nog een korte tijd en de wereld ziet mij niet meer; gij echter zult mij zien, want ik leef en ook gij zult leven.
Op die dag zult gij weten, dat ik in mijn Vader ben en gij in mij en ik in u. Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen,
hij is het die mij liefheeft. En wie mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook ik zal hem beminnen en ik zal mij aan hem openbaren.'

Vorige zondag hoorden we Jezus zeggen dat hij de weg, de waarheid en het leven is. Vandaag wordt ons gegarandeerd dat hij de Vader zal vragen
om de Geest van waarheid te zenden, zijn Geest dus, een Helper die blijft. Maar niet aan iedereen, want er is een probleem.
De wereld is namelijk niet gericht op deze waarheid. Ze staat er zelfs helemaal niet voor open. Toen niet en nu nog steeds niet.
Kijk maar even rond (coronatijden of niet). Het is duidelijk dat onze maatschappij niet kiest voor verbondenheid, niet voor een liefde die leven geeft,
niet voor een liefde die gericht is weg van jezelf naar de a(A)nder toe. Deze maatschappij zal dus de Geest niet zien, niet kennen.
Maar hij wordt wél gegeven, die Geest, aan éénieder die de sprong waagt en zich verbindt met G-d’s Liefde. En die Geest zal je helpen om verder te groeien in Liefde,
Verbondenheid zodat je gaandeweg (de weg die Jezus is) Christus zal kunnen ontwaren in je dagelijkse leven.

Joh.3,16-18 (4/06/2023)

16    Want zó lief heeft God de wereld,
       dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
       opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.
17    Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
       om die wereld te vonnissen,
       maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18    Wie vertrouwend ín hem is,
       wordt niet gevonnist,
       maar wie niet vertrouwt,
       is al gevonnist,
       omdat hij niet heeft vertrouwd
       in de naam van de eniggeboren zoon van God.

Vanaf de 5de eeuw reeds gebruikte men het beeld van de goddelijke dans om iets uit te drukken van het wezenlijke van de ‘Drie-eenheid’ (perichorese).
In zijn diepste wezen is G-d gemeenschap, liefde en wederkerigheid. Hij is geen onbewogen, onveranderlijke, in zichzelf gekeerde godheid. Hij is een op de ander gerichte, zichzelf-gevende liefde. G-ds Liefde wil ons opnemen, optillen, en meenemen in zíjn Liefdesavontuur. Ten diepste gaat het in ons leven dus om relaties, om liefde, om het vinden van die liefde, en het gevonden worden door die Liefde.
“Zozeer heeft God de wereld liefgehad … zodat niemand verloren zou gaan.”
Het is G-d zelf die als wervelend gebeuren ieder van ons uitnodigt en wil meetrekken in zíjn leven – dat dan Léven wordt.
Als het waar is dat Léven een goddelijke dans is, de dans van de drie-eenheid, dan is meedansen het allerbelangrijkste wat er is, meedansen om te leven in die Liefde en ervan te genieten.
Dus: trek alvast je dansschoenen aan en laat je verleiden!

Joh.14,21-26  (11/05/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Wie mijn geboden onderhoudt die hij heeft ontvangen, hij is het die mij liefheeft.
En wie mij liefheeft zal door mijn Vader bemind worden; ook ik zal hem beminnen en zal mij aan hem openbaren.'
Judas - niet Iskariot - zei tot hem: 'Heer, hoe komt het dat gij uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet;
het woord dat gij hoort is niet van mij maar van de Vader die mij gezonden heeft. Dit zeg ik u terwijl ik nog bij u ben,
maar de helper, de heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat ik u gezegd heb.'

De evangelist Johannes hamert vandaag op een principe dat eigenlijk oer-Joods is, terwijl hij toch schrijft al zo’n kleine honderd jaar na Jezus.
Blijkbaar is het principe even goed oer-Christelijk. Het gaat om de innige en niet te verbreken band tussen de liefde tot God en het onderhouden van de geboden.
Wie alleen maar zijn liefde tot God uitdrukt in mooie woorden, zonder daar concrete daden aan te koppelen, noemt Johannes in zijn brieven zelfs een leugenaar!
Die onverbreekbare band tussen de liefde en de geboden is er, omdat ze beide slechts één en dezelfde oorsprong hebben:
namelijk God zelf, wiens ‘woord’ ook nooit zomaar een vrijblijvend woord is, maar telkens een krachtig scheppingswoord:
Zijn liefde brengt alles tot bestaan; “Hij spreekt en het is!”.
Als wij díe liefde dan zo in ons scheppend werkzaam laten zijn, dan kan het niet anders dan dat onze wederwoorden van liefde tot Hem ook overvloeien in wederdaden van liefde.
En de geboden zijn daar een betrouwbare en concrete leidraad voor.