Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh. 13,21-33.36-38 (4/04/2023)
Toen Jezus dit zei, raakte zijn innerlijk sterk beroerd en hij getuigde: “Amen, amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” De leerlingen keken naar elkaar in vertwijfeling over wie hij dit zei. Eén van zijn leerlingen – de leerling die Jezus liefhad – lag aan zijn borstzijde. Simon Petrus wenkte hem om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei. Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg: “Heer, wie is het?” Jezus antwoordde: “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven dat ik zal indopen.” En hij doopte het stuk brood in en gaf het aan Simon van Keriot. En na dit stuk brood ging de tegenstander [satan] in hem. Jezus zei: “Wat je te doen hebt, doe dat snel.” Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei. Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg te kopen wat nodig was voor het feest of dat hij iets aan de armen moest geven, omdat Judas de geldbeurs had. Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen, ging hij onmiddellijk weg. Het was nacht.
Toen hij was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk. Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie. Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Simon Petrus vroeg hem: “Heer, waar ga je heen?” Jezus antwoordde hem: “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen. Later zul je mij volgen.” Petrus zei opnieuw: “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen? Mijn leven wil ik voor je geven!” Jezus antwoordde: “Jij wil je leven voor
mij geven? Amen, amen, ik zeg je: Nog voor een haan kraait, zul je mij driemaal verloochend hebben.”
“Het was nacht.” En in de nacht gebeuren duistere dingen: verraad, verwerping, kruisiging, verloochening, … een leven dat ten einde lijkt te lopen en niemand die er om geeft of toch zijn nek voor wil uitsteken, godsverduistering, zinsverbijstering, geen uitzicht meer, …
Maar in de nacht gebeurt blijkbaar meer. Jezus zegt: “Nu komt de grootsheid van G-d aan het licht.” – aan het lícht nog wel! Blijkbaar gebeurt er in die diepste verborgenheid iets wat bijná onzichtbaar is, maar wel gebeurt. Uit het donker wordt licht geboren dat straks pas ten volle zal gloren, maar nu al aanvoelbaar is voor wie peilt tot goddelijke diepte.
Jezus heeft het in zijn eigen leven ten diepste door-leefd. Als volgeling van hem zou ik datzelfde spoor kunnen gaan: niet bang zijn van duisternis – welke soort ook, in mijn eigen leven en dat van anderen; er niet van weglopen, maar net ‘peilend zien’ waar middenin die duisternis licht geboren wordt; en door-leven … tot de Dageraad …
Joh.14,21-26 (3/5/2021)
Wie mijn wijzingen be-waar-t [= vasthouden door waar te maken], die is het die mij daad-werkelijk liefheeft. En wie mij daad-werkelijk liefheeft, hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben. En ik zal hem daad-werkelijk liehebben en mijzelf aan hem openbaren.
Judas, niet die van Keriot, vroeg hem: “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?”
Jezus antwoordde hem: “Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.
Dat de klassieke tweedeling actief-contemplatief geenszins als een tegenstelling mag begrepen worden, wordt in deze aanwijzingen van Jezus voor zijn leerlingen heel duidelijk.
De meest innige verbondenheid die iemand met G-d kan hebben, gaat over een liefde die daad-werkelijk is. Niet voor niets staat het woord zo nadrukkelijk geschreven. Geen vroom gezweef, maar een dynamische, uitstromende liefde. Ruusbroec zei: doorstromende liefde: G-ds liefde ontvangen en door je heen laten stromen tot bij de ander. Jezus was ‘een suver conduut’, de puurste ‘doorstroming’ van de goddelijke liefde naar de mensen – en zijn wijzing (‘gebod’ klinkt eigenlijk teveel als een ‘moeten’, terwijl het een liefdesuitnodiging is) aan zijn leerlingen is dezelfde weg op te gaan.
Hetzelfde geldt voor het ‘bewaren van zijn woord’. Dat kan nogal ‘conservatief’/passief klinken. Maar het woord ‘bewaren’ zelf draagt veel meer in zich: Je behoudt het niet door het alleen maar te bemediteren! Alleen wie het waar máákt, behoudt het.
Zó, in de daad-werkelijke liefde en het be-waren van het woord, verblijft G-d ín ons!
Joh.7,40-53 (16/03/2024)
40 Sommigen die deze woorden hoorden, zeiden:
“Hij is waarlijk de profeet!” [= de profeet die Mozes had aangekondigd]
41 Anderen zeiden:
“Hij is de Gezalfde!” [Christos / Messiah]
Maar nog anderen zeiden:
“De Gezalfde komt toch niet uit Galilea!?
42 Zegt de Schrift niet dat de Gezalfde zal komen
uit de nakomelingen van [koning] David
en uit Betlehem, het dorp waar David vandaan kwam?”
43 Zo ontstond er onenigheid onder het volk om hem.
44 Sommigen wilden hem grijpen,
maar niemand kon beslag leggen op hem.
45 Zo kwamen de gerechtsdienaars bij de hogepriesters en farizeeën
en die zeiden tegen hen:
“Waarom heb je hem niet meegebracht?”
46 De dienaars antwoordden:
“Nog nooit heeft een mens gesproken
zoals deze mens!”
47 De farizeeën antwoordden daarop:
“Jullie zijn toch ook niet aan het dwalen geraakt?!
48 Niet één van de oversten of van de farizeeën
heeft toch in hem vertrouwen gesteld?
49 Maar alleen die meute, die de wet niet kent
– vervloekt zijn ze!”
50 Nikodemus, één van hen,
die eerder al ’s nachts bij Jezus was gekomen,
zei hen:
51 “Onze wet veroordeelt toch geen mens
zonder hem eerst te hebben gehoord
en kennis te hebben van wat hij doet?”
52 Ze antwoordden hem:
“Jij komt toch ook niet uit Galilea?!
Zoek het maar op,
en je zult zien dat er uit Galilea geen profeet opstaat!”
53 Toen vertrok iedereen naar huis.
Daar hebben we het wéér! – Je mag het dan ook gerust een kernboodschap van de hele Bijbel noemen: Mensen zitten erg makkelijk vast aan eigen ideeën en interpretaties, waardoor ze niet zien dat er ándere boeiende dingen op hun weg komen. G-d is per definitie geen mens, en dus de Gans Andere. Als wij niet echt openstaan voor ‘andersheid’, zullen we zijn Aanwezigheid niet herkennen.
In deze passage ligt het zelfs nog heel delicaat, want men beroept zich op de Schrift. “Die kan toch niet fout zitten”, zegt men dan, maar eigenlijk hanteert men een eigen interpretatie van die Schrift en verheft die als goddelijk op zichzelf – vooral bedoeld om er andere meningen de mond mee te snoeren.
Opnieuw is het opletten geblazen dit niet alleen toe te passen ‘in Jezus’ tijd’. Nee, bijbelteksten gaan over álle tijden, omdat ze gaan over mensen en G-ds verhaal met hen. Daarom moeten we de Schrift blíjven lezen, maar wel met een open oog en open hart om ons door ‘andersheid’ te laten uitdagen en aanvullen. Dan pas zullen we iets van G-d op het spoor komen.
Joh.14,27-31a (12/05/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Vrede laat ik u na; mijn vrede geef ik u. Niet zoals de wereld die geeft geef ik haar u.
Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt mij horen zeggen: ik ga heen maar ik keer tot u terug.
Als gij mij zoudt liefhebben zoudt gij er blij om zijn dat ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan ik.
Nu, eer het gebeurt, zeg ik het u, opdat gij wanneer het gebeurt zult geloven. Veel zal ik niet meer met u spreken
want de vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets tegen mij, maar de wereld moet weten dat ik de Vader liefheb
en dat ik handel zoals hij mij bevolen heeft.'
Als je een definitie moet geven van ‘vrede’, zul je wellicht eerst uitkomen op ‘afwezigheid van oorlog’. Dat is op zich natuurlijk juist, maar gaat alleen over een úiterlijke vrede.
Jezus zegt: “Niet zoals de wereld vrede geeft, geef ik die aan jullie.” De vrede die Jezus bedoelt, is een ínnerlijke vrede, waar de ‘oorlogen’ die in ons binnenste woeden,
tegen allerlei mensen en situaties rondom ons én ook tegen onszelf, éindelijk neergelegd worden.
“Laat je hart niet verontrust worden.” Niets uit die wereld kan je deren, als je leeft in Verbinding met de Vader, want “de wereld vermag niets tegen hem”.
Allemaal goed en wel, denk je wellicht, maar hoe dóe je dat?
De vrede van Jezus start bij te-vrede-nheid. Dit is geen defaitistische houding van je maar neerleggen bij alles. Neen, het is een ‘actief over je heen laten komen’ van Gods liefde.
Moeilijke situaties zullen moeilijk blijven; soms dienen ze ook te veranderen (met de kracht van de liefde lukt dat overigens beter dan ‘in oorlog’).
Maar levend in Gods liefde mogen wij in álle omstandigheden te-vrede-n zijn!
Joh. 3,16-21 (19/04/2023)
[Jezus ging verder tegen Nicodemus:]
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18 Wie vertrouwend ín hem is,
wordt niet gevonnist,
maar wie niet vertrouwt,
is al gevonnist,
omdat hij niet heeft vertrouwd
in de naam van de eniggeboren zoon van God.
19 En dit is het vonnis:
Het licht is in de wereld gekomen,
maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend].
20 Want ieder die kwaad doet,
haat het licht; hij vermijdt het licht,
zodat zijn daden niet aan de dag komen.
21 Maar wie waarheid doet,
zoekt het licht op,
zodat openbaar wordt
dat zijn daden in God zijn verricht.”
G-d heeft de wereld lief, de wereld zoals die ís en waarin dus het beste én het slehctste waartoe mensen in staat zijn, aanwezig is. G-d heeft díe wonderlijke, onbegrijpelijke en tegenstrijdige wereld lief. G-d heeft elke mens lief … Alleen al deze vaststelling zou voldoende moeten zijn om van te leven. Er is niets anders nodig.
Zou ons (samen)leven er niet totaal anders uitzien als we écht, ten diepste toe, zouden aanvaarden dat de ander ‘oneindig wordt bemind?’ De vraag is of we het écht, ten diepste toe, durven te doorleven?
We hoeven maar naar Jezus te kijken om vast te stellen dat het waar is: leven vanuit de wederzijdsheid van geven en ontvangen, brengt licht in de wereld. Het volle leven is te zien daar waar mensen leven vanuit het besef: “G-d houdt van elke mens! Vertrouw en leef vanuit G-ds liefde.”
Uit liefde gaf G-d zijn eigen Zoon, zijn Woord, om ons de weg te wijzen naar het wáre leven. In Jezus laat G-d zien hoe wij, mensen, kunnen leven om van de wereld zoals die ís een bewoonbare wereld te maken.
Joh.14,27-31a (4/5/2021)
Vrede laat ik jullie na. Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!
Je heb gehoord dat ik jullie zei: Ik ga heen en kom naar jullie terug. Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben, zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan ik. En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken, want de heerser van deze wereld komt. Hij heeft geen macht over mij, maar zo zal de wereld leren kennen dat ik de Vader liefheb en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.
Jezus geeft ons vrede! Er staat niet: ‘zal’ … of ‘zou’ …, neen, het staat er in de bevestigende zin: Hij gééft het. Punt uit. Dus zou het vervolg even bevestigend mogen zijn: “Laat je hart dus niet verontrust worden en wees niet bang!”
Als we toch soms verontrust of bang zijn (wat we als mens natuurlijk doen), dan is het omdat we ons nog teveel laten leiden door ‘de wereld’. De vrede die ‘de wereld’ biedt, is een vrij oppervlakkige, zó er wel of weer niet, bij de minste zucht (van buiten mij of van binnenin mij) weer verbroken. Dat komt omdat de aan- of afwezigheid van de wereldse vrede meestal afgemeten wordt aan materiële dingen (welvaart – wat iets anders is dan welzijn).
Jezus’ vrede is daarentegen verre van oppervlakkig, maar juist een diep innerlijk gebeuren. Ze hangt helemaal samen met het leven-IN-vertrouwen! Dat is niet afhankelijk van al of niet aanwezige materiële dingen of bepaalde situaties. Nee, als we leven-IN-vertrouwen, te-vrede-n zijn, dan is élke situatie ons gegeven als een kans tot ontmoeting met de a/Ander!
Jezus gééft ons dus díe vrede. Ik heb ze maar op te nemen en er dankbaar om te zijn …