Mt.19,13-15 (14/08/2021)
Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen en bidden [over hen, voor hen, met hen?], maar de leerlingen weerden hen af.
Maar Jezus zei: “Laat de kinderen!, en verhinder hen niet bij mij te komen, want het koningschap der hemelen is voor wie zijn als zij.” En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.
Hoe komt het dat we het moeilijker hebben Jezus’ ‘radicale’ boodschap over huwelijk en andere zaken te beamen, terwijl zijn boodschap over het ‘worden als de kinderen’ zéker niet minder radicaal is!? Omdat we dat te idyllisch opvatten?
Wie láát zich graag dragen? – We lopen liever zelf!
Wie láát zich graag de handen opleggen? – We houden liever afstand (en ik heb het hier niet over corona)!
Wie láát voor/met/over zich bidden? – We hebben dat al lang verwezen naar ‘oude tijden’ of hooguit ‘iets voor oude mensen’.
Kunnen wij louter ‘zijn’, zoals de kinderen (hier heeft Jezus het over zuigelingen!)? Wij menen steeds dat we onze betekenis moeten halen uit wat we doen en hebben. Terwijl kinderen niets van dat alles kunnen realiseren. Ze kunnen alleen ontvangen. Ze leven – uit de aard van hun zijn zelf – in louter vertrouwen!
Wij zeggen dan wel dat we daar graag een voorbeeld zouden aan nemen, maar durven wij het – in al z’n radicaliteit – ook echt te beleven?