Mt.10,1-7 (7/7/2021)
Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hen volmacht over nog niet gereinigde geesten, zodat ze die aan het licht konden brengen en elke ziekte en zwakte helen.
Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]: Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd, en zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs; Thomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs; Simon, de Kananeeër, en Judas, de man uit Kerioth, die hem uitgeleverd heeft.
Deze twaalf zond Jezus uit en droeg hen op: “Ga niet de weg van de heidenen, ga niet binnen in een stad van de Samaritanen, maar ga veeleer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ga en verkondig: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Je laten roepen door Jezus maakt dat je op een andere manier zal zien (geen ‘andere’ dingen, maar de dingen ‘anders’). En wanneer je zo naar de wereld kijkt, zal het te zien zijn dat er heel wat ‘nog niet gereinigde geesten’ rondlopen (ook nog vandaag). En Jezus geeft de volmacht om open te breken en hij roept op om dit alles present te stellen en te verkondig dat het anders kan (en moet).
Reeds van bij het begin riep hij mensen en zond ze uit om te gaan en te verkondigen. Het zijn niet de meest succesvolle partners geweest die Jezus uitkoos. Hij wist van bij het begin dat sommigen er een zootje van zouden maken (en nog zullen doen).
En toch … wie het leerling-zijn een beetje serieus neemt, zál uitgezonden worden om elkaar trouw nabij te blijven, te helen. Kijk rond en je zál het zien (je hoeft niet verder te kijken dan je eigen omgeving) dat mensen zich verloren voelen en nood hebben aan iemand die hen ziet en met hen mee gaat. Wees er voor hen, dan zal doorheen die verbondenheid G-ds Liefde te zien zijn. Je leven zal spreken van zijn Koninkrijk.