Mt.10,17-22 (26/12/2020)
Pas op voor de mensen, want ze zullen je voor het gerecht brengen en je geselen in hun synagogen.
Jullie zullen omwille van mij worden voorgeleid aan gouverneurs en koningen,
en een getuigenis moeten afleggen ten overstaan van hen en de heidenen.
Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen.
Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven.
De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen,
en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen.
Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam; maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered.
Wel een héél bruusk verschil met het Kerstfeest van gisteren! En er is geen ontsnappen aan!
De liturgie voorziet geen andere lezingen voor deze dag, dan dit ‘feest’ van de eerste martelaar Stefanus.
Zou dat niet zijn om ons meteen wat ‘met de voeten op de grond te zetten’?
Zou het ons niet terecht weghalen uit de soms al te romantische sfeer waarin Kerstdag gebaad wordt?
Het Kerstkind mag ons dan wel vertederen, maar tegelijk weten we dat zijn leven
– én het leven van allen die in zijn spoor zullen willen gaan – behoorlijke tegenkantingen zal kennen.
Licht brengen in duisternis, is nu eenmaal optornen tegen alles wat duisternis creëert.
Vrede brengen is zacht-moedig (beide!) ingaan tegen alles wat verdeeldheid zaait.
En we weten het: goedheid roept alleen goedheid op bij wie het goede wenst, maar vreemd genoeg en helaas roept goedheid ook veel kwaadheid op.
Als Kerstdag in ons leven meer wil worden dan romantiek en vrome woorden,
dan zullen we ook de woorden van deze ‘2de Kerstdag’ moeten overwegen … én doen.