Mt.10,26-33 (21/06/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Weest niet bang. Niets is bedekt of het zal onthuld,
niets verborgen of het zal bekend worden. Wat Ik jullie zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht,
en wat je jou in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken.
Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel;
vreest veeleer hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel. Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver?
En toch zal buiten de wil van je Vader niet één mus op de grond vallen. Bij jou echter is zelfs ieder haar van je hoofd geteld.
Weest dus niet bevreesd; jij bent toch méér waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt,
hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader, die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen,
hem zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader, die in de hemel is.'
Jezus pleit voor onbevreesde openheid. Of misschien is ‘pleiten’ niet het juiste woord; preciezer gaat het
om het uitbazuinen van een waarheid over het Rijk Gods – Gods Visioen over deze wereld.
Waarheid is dat er in de wereld veel tegenkrachten zijn van G-ds Rijk en dat die het bijzonder lastig kunnen maken
voor wie daar wél willen naar leven. Ze kunnen dodelijk zijn!
Waarheid is ook dat G-ds Rijk er net een is van licht, in plaats van duisternis; van openheid en eerlijkheid, in plaats van heimelijkheid en machtsmisbruik.
G-ds Rijk komt er dus niet zónder dat onbevreesde getuigenis van licht en openheid.
Hoe kan een Christen dat doen? Hoe kan ík vandáág dat Visioen van God lévend houden, zoals Jezus het ons voordeed en hoopte dat wij in zijn spoor zouden gaan?
Is dat niet teveel gevraagd – te gevaarlijk – voor een kleine mens als ik?
Het kan!
Omdat het ook waarheid blijkt te zijn dat ik gekend ben (tot mijn laatste haar na) en tegelijk (!) geliefd.
Waarom zou ik dan nog bang zijn? Zou ik het dan niet van de daken schreeuwen?