Mt.17,22-27 (10/8/2020)
Terwijl zij nog in Galilea bijeen waren sprak Jezus tot zijn leerlingen: “De Mensenzoon zal worden overgeleverd in de handen der mensen, en ze zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.” Zij werden zeer bedroefd. Toen zij in Kafarnaüm waren aangekomen kwamen de inners van de tempelbelasting op Petrus af en zeiden: “Betaalt uw Meester de drachmen niet?” Hij antwoordde: “Welzeker!” Maar toen Petrus het huis binnenging voorkwam Jezus hem met de woorden: “Wat dunkt u, Simon? Van wie heffen de aardse vorsten tol of belasting, van hun kinderen of van vreemden? “ En toen hij antwoordde: “Van vreemden”, zei Jezus tot hem: "Dus de kinderen zijn vrij. Maar toch, om hun geen aanstoot te geven: ga naar het meer, werp uw haak uit en grijp de eerste vis die boven komt; maak zijn bek open en gij zult een stater vinden; betaal daarmee voor Mij en voor u."
Nog voor ze naar Jeruzalem trokken, was het al duidelijk dat Jezus’ boodschap op zware tegenstand zou stuiten –
zó zwaar dat ze hem ervoor zouden doden, in het idee dat ze met hem ook zijn boodschap konden elimineren.
Nochtans was Jezus een plichtsgetrouwe Jood en kon hij ook wel wat over zijn kam laten gaan om de gezaghebbers niet nodeloos boos te maken,
zoals we hier lezen over de tempelbelasting die hij wél betaalt, ook al denkt hij er het zijne over.
Wat is het dan dat Jezus’ dood uitlokt, als het niet gaat om de ‘futiliteiten’ van al of niet belastingen betalen of de wetsnavolging?
Mij lijkt het te gaan over Jezus’ vrijheid en goedheid, zijn gratuïteit, en om zijn oriënteringspunt dat ligt in het echte welzijn van de ánder
(= wat die ander toekomt omwille van G-ds liefde voor hem). Dat is op de keeper beschouwd zó’n andere ingesteldheid (die zich ook in daden vertaalt)
dan wat mensen o zo vaak en automatisch aannemen en doen, dat het als het ware vanzelf aanstoot geeft, ergernis opwekt, kwade reacties oplevert.
Maar Jezus laat zich dáár niet door doen … En ik?