Mt.13,24-30 (19/07/2020)
In die tijd hield Jezus de menigte deze voor: 'Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wil je dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat je, wanneer je het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.'
Jezus vertelt graag verhaaltjes (overigens sterk uit het gewone leven gegrepen).
Die zijn blijkbaar beter geschikt om iets over ‘het rijk der hemelen’ te zeggen dan geleerde boeken.
Ze bereiken immers het hart. En jawel, om dat ‘rijk der hemelen’ te beléven heb je enige ‘lef’ nodig!
(Wist je dat ons Ned. woord ‘lef’ afkomstig is van het Hebreeuwse woord ‘lev’, wat betekent … hart?!)
Jezus wijst in dit verhaaltje op een ‘gewone’ realiteit: het goede en het kwade, de goede en de kwade,
leven schouder aan schouder in de wereld. Het is erg menselijk om dan maar haastig te gaan wieden.
Maar Jezus wijst op een dubbel risico: enerzijds is veel goed graan nog niet voldoende geworteld om er zelf
niet mee aan ten onder te gaan, en anderzijds zou ik ook wel eens dingen onterecht kunnen afwijzen omdat ik het onderscheid nog niet zie.
Een ‘simpel verhaaltje’ dus, maar waar ik wel enig ‘lev’ voor nodig heb: Ik ben geroepen te leven in díe wereld, midden tussen alle goed en kwaad in.
‘Rijk der hemelen’ wordt dat als ik me steeds steviger wortel en van daaruit een steeds opener blik laat groeien om te onderscheiden (én te beleven) waar het verschil zit.