Mt.11,25-30 (5/07/2020)
In die tijd nam Jezus het woord: ‘Ik dank Je, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Jij dit verborgen hebt
voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo heb Jij het goedgevonden.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon,
en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen. Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en ik zal je rust geven.
Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en je zult rust vinden voor je ziel.
Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’
Er is iets wat Jezus ter sprake wil brengen. Maar hoe spreek je over dat wat verborgen zal blijven voor alle menselijke wijsheid?
Over datgene dat door ons verstand nooit blootgelegd kan worden? Over dat wat wij met al onze wetenschappelijke kennis nooit zullen kunnen ontrafelen?
In alle éénvoud! Niet met grootse wetenschappelijke woorden, maar door in alle éénvoud verbonden te leven.
Schroomvol mag ik aanhoren hoe Jezus in alle intimiteit hierover spreekt, hoe Hij ons op het spoor probeert te brengen van het mysterie van G-d’s Liefde.
Hij getuigt van zijn relatie met de Vader, een relatie die ver gaat en diep reikt zodat ze elkaar tot in het meest wezenlijke leren kennen.
Hij koos bewust voor die allesverterende liefde en heeft zo zijn hele wezen verbonden met G-d.
In die relatie worden wij uitgenodigd. Hij nodigt ons uit om G-d te leren kennen en onze relatie met Hem te laten openbloeien.
Tot ook wij heel ons wezen aan Hem durven te verbinden, onze zorgen durven uit te spreken. Dan zal Hij onze last dragen en wij zijn juk delen.
Dan zullen we rust vinden.