Mt.18,(10-)12-14 (10/12/2024)
10 Let op dat je niet één van deze kleinen minacht.
Want ik zeg jullie:
Hun engelen in de hemelen aanschouwen voortdurend
het Gelaat van mijn Vader in de hemelen.
11 Want de mensenzoon is gekomen
om het verlorene te bevrijden.
12 Wat dunkt jullie?
Als iemand honderd schapen heeft
en één ervan is afgedwaald,
zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten
en op zoek gaan naar het afgedwaalde?
13 En als hij het vindt
– amen, ik zeg jullie –
dan verblijdt hij zich over dan ene meer
dan over de negenennegentig die niet afdwaalden.
14 Zo is het de bedoeling van jullie Vader in de hemelen,
dat niet één van deze kleinen verloren gaat.
Wat een bevrijdende god is toch G-d van de Bijbel! Geen god die eigenlijk een afspiegeling is van de menselijke machtsrelaties. Geen god die zijn aandacht voor de mensen afkoopt met offers of gebeden. Geen god die onbewogen ‘ergens’ het lot van de mens beschikt.
Nee, G-d van de Bijbel zíet de ellende van zijn volk; hij (?) zíet wat klein is en dreigt verdrukt te geraken; hij zíet wat verloren is en redding behoeft! En dat zomaar, op eigen initiatief – G-d van de Bijbel is creatief scheppend! – met als enige ‘reden’ zijn innige genegenheid voor de mensen!
Al wie klein is – en laat ons eerlijk zijn: wie is dat níet? – vindt in G-d van de Bijbel een zorgzame behoed(st)er, Iemand die de mens zoekt én vindt, draagt én redt – én zich over die mens verheugt!
Deze G-d van de Bijbel is een prachtige, bevrijdende god. Er is echter één ‘maar’: wie zichzelf groot waant, ziet hem niet …