Mt. 5,20-26 (9/06/2022)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er vorig jaar ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)
“Ik zeg jullie: Als jullie integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt, zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult niet doden [Ex.20,13]; wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel.
Ik echter zeg jullie: Ieder die vertoornd is op zijn medemens moet onderworpen worden aan het oordeel; wie zijn medemens uitscheldt, moet onderworpen worden aan de raad; wie zijn medemens verwenst, moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft, laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens
en kom dan met je gave.
Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen zolang je met hem onderweg bent, zodat hij je niet overlevert aan de rechter, de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar en je in de gevangenis wordt geworpen. Amen, ik zeg jullie: Je zult daar niet uit geraken voordat je tot de laatste cent hebt betaald.”
Hier geeft Jezus een eerste voorbeeld van wat hij bedoelt met ‘de wet vervullen’ (zie gisteren). Hij zegt niets anders dan wat er vroeger (“tot die van het begin”) is gezegd, hij voegt er niets aan toe, hij doet er niets van af. Hij past het ‘alleen maar’ toe tot in z’n uiterste consequenties.
Gaat een mens niet innerlijk dood wanneer hij toorn op zich voelt wegen? Krimpt een mens niet ineen wanneer hij uitgescholden wordt? Is er nog levensruimte voor een mens wanneer die verwenst wordt? ‘Doden’ gaat niet alleen over uiterlijk dood maken, maar ook over wat mensen elkaar innerlijk aandoen.
Dat had Jezus door en daar gaat zijn bekommernis naar uit: ‘de wet’ gaat niet alleen over grote maatschappelijke verhoudingen, maar ook over mijn concrete relaties in het leven van elke dag. Hoe ik het met mijn onmiddellijke medemens stel, zal bepalen hoe ‘de wereld’ het stelt. Alleen als ik mijn medemens daad-werkelijk léven schenk, heb ik de wet ‘je zult niet doden’ vervuld.