Verbonden Leven

Mt.26,14-25 (27/03/2024)

14    Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië]
       ging één van de twaalf, Judas van Keriot,
       naar de hogepriesters en zei:
15    “Wat zul je mij geven?
       Ik zal hem aan jullie uitleveren.”
       Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12]
16    En van dan af zocht hij een goede gelegenheid
       om hem uit te leveren.
17    Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden]
       kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen:
       “Waar is het je bedoeling
       dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?”
18    Hij zei:
       “Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem:
       ‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij.
       Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’”
19    De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen
       en ze bereidden het Paasmaal.
20    Toen het avond werd
       ging hij met de twaalf aan tafel.
21    Terwijl ze aten, zei hij:
       Amen, ik zeg jullie:
       Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22    Heel bedroefd geworden,
       begonnen zij elk aan hem te vragen:
       “Ik ben het toch niet, heer?”
23    Hij antwoordde:
       “Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken,
       hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b]
24    De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is,
       maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd.
       Het was beter voor hem geweest
       als hij niet geboren was die mens.”
25    Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook:
       “Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?”
       Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”

Judas gooit roet in het eten. Hij verpest het feestje. Niet alleen toen, maar ook nu. Wij zouden gewoon met Jezus willen meegaan op deze gloriedagen en niet teveel stilstaan bij alle negatieve kantjes die eraan vastzitten. Maar de figuur van Judas dwingt ons er toch naar te kijken. – Overigens eigenlijk niet alleen Judas: álle leerlingen zullen op een of andere manier Jezus laten vallen!
Het gaat dus eigenlijk niet zozeer over de historische figuur ‘Judas’, maar om de ‘rol’ die hij vervult. En het is zijn rol ons een spiegel voor te houden van hoe wij soms met Jezus omgaan, hoe dierbaar hij ons ook is, naar wij zeggen.
Het is een zeer lastige vraag, maar hij moet gesteld: waar en hoe verraad ík soms mijn ‘vriend’ Jezus?