Verbonden Leven

Mt.18,21-35 (5/03/2024)

21    Petrus kwam naar Jezus en vroeg:
       “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen
       om hem nog te vergeven?
       Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
22    Jezus antwoordde hem:
       “Niet tot zeven maal, zeg ik je,
       maar tot zeventig maal zeven maal!”
23    Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken
       met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
24    Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht
       die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen]
25    Omdat hij niets had om te betalen,
       beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had,
       verkocht zouden worden.
26    Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
27    De heer werd ten diepste bewogen,
       liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
28    Maar toen die dienaar naar buiten ging,
       kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen]
       Hij greep hem bij de keel:
       “Betaal wat je me schuldig bent!”
29    De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
30    Maar hij weigerde.
       Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis
       totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
31    Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren
       en waren zo diep geschokt
       dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
32    Toen riep de heer hem bij zich en zei hem:
       “Inrotte dienaar,
       heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden
       omdat je mij dat gesmeekt hebt.
33    Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar,
       zoals ik me ontfermd heb over jou?”
34    En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars
       totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
35    Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen
       als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”

De ‘clou’ van dit hele verhaal zit hem in de even magistrale als eenvoudige zin: “Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?” (v.33) Jezus heeft op allerlei manieren – tot in zijn eigen persoon toe – verkondigd hoe er een onverbreekbare lijn loopt tussen G-d en de mensen, en tussen mensen en G-d, en hoe die verloopt via mede-mensen. Hoe G-d met ons omgaat – ons getoond in Jezus – wordt zo het ‘model’ voor hoe wij met onze mede-mensen moeten omgaan. In het venijnige staartje van dit verhaal, stelt Jezus het zelfs nog wat scherper: Hoe wij met onze mede-mensen omgaan, zal G-d als ‘model’ nemen voor hoe Hij met ons omgaat!
Als we dat doordenken, kan het nogal warm worden onder onze voeten …
Het ‘antwoord’ begint ermee te erkennen hoezeer wij zelf wel G-ds barmhartigheid nodig hebben. Zolang wij onszelf wijsmaken ‘van schuld vrij te zijn’ en ons daarmee boven onze mede-mens plaatsen, blijven wij eerder … on-mens …