Mt.16,13-19 (22/02/2024)
13 Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
Hij vroeg aan zijn leerlingen:
“Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14 Ze antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15 Nu zei hij tegen hen:
“Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16 Simon Petrus antwoordde:
“Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
de zoon van de levende God!”
17 Jezus zei nu tegen hem:
“Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
maar mijn Vader in de hemelen.
18 En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19 En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
Wat je zult binden op de aarde,
zal gebonden zijn in de hemelen,
en wat je zult vrij maken op de aarde,
zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
Stel dat jij tussen de leerlingen staat en Jezus jou de vraag stelt: “Wie zeg jij dat ik ben?”
…
Petrus’ antwoord fascineert mij. Hij antwoordt heel spontaan. (Ik zou er meer tijd voor nodig hebben). In één woord zegt hij wie Jezus voor hem is: de Christus, de Gezalfde. Het zijn woorden die hem aangereikt worden van elders, van G-d, waarop hij vertrouwt. Ze brengen hem tot het inzicht zodat hij in Jezus G-d aan het licht ziet komen.
Het besef dat Jezus de Christus is, vormt duidelijk een stevige basis om een gelovige gemeenschap op te bouwen. Petrus krijgt dan ook de opdracht om dit te doen: een gemeenschap uitbouwen vanuit een intense verbondenheid met Christus en in zo’n gemeenschap – eentje die zich laat leiden door de Gezalfde – daar is geen dood te bespeuren. Het zal een werkelijkheid zijn waarin mensen – omwille van zijn Naam – elkaar binden en vrijmaken, m.a.w. een hemelse werkelijkheid.