Mt.9,9-13 (11/06/2023)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie
met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen,
ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
Wij “gaan” al een tijdje doorheen de mensengeschiedenis en door ons eigen leven. Hebben wij ook al “onderzocht wat het wil zeggen: Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars”? Ik vrees dat, als we eerlijk zijn, de conclusie is dat we er nog niet zo ver mee gekomen zijn.
Met het mededogen misschien nog wel ergens, omdat we het vervolg van de zin vooral interpreteren als ‘voor anderen’. Dat Jezus er voor de ‘sukkelaars en zondaars’ wil zijn, vinden we wel mooi en misschien proberen we dat zelf ook een beetje. Maar dat die ‘sukkelaars en zondaars’ ook mezelf omvatten … ho maar!
Nochtans, wie zich werkelijk door Jezus wil laten vinden, zal moeten ontdekken hij/zijzelf ook zo’n ‘sukkelaar en zondaar’ is. Hoe zouden wij kunnen ervaren dat G-d Liefde is en Barmhartigheid, als wij hem daarvoor de ‘plek in ons’ ontzeggen, door ons te pantseren als ongenaakbaar, en onszelf ervan te overtuigen dat het nog zo is ook …?