Mt. 8,5-11 (28/11/2022)
Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm, kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem: “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht] ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.”
Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.”
Maar de centurio antwoordde hem: “Heer, ik ben te klein dat je in mijn huis zou komen, maar spreek slechts één woord en mijn jongen zal gezond worden. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot de ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zei tegen wie hem volgden: “Amen, ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof/vertrouwen gevonden! Daarom zeg ik jullie dat velen van oost tot west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen.
Ik lig thuis verlamd en lijd vreselijke pijn. Mijn ouders zijn radeloos – ik nog meer (denk ik toch), maar daar gaat het nu niet om; ik wil je over mijn vader vertellen. Mijn vader – stel je voor, de geachte en gevreesde – overigens ook wel gehate – Romeinse legerhoofdman hier in Kafarnaüm – mijn vader heeft al zijn statie afgelegd en is toegestapt naar een of andere Joodse rabbi. Die maakt hier wel wat furore onder de Joden, maar bij ons, Romeinen, is het alleen maar reden voor meer misprijzen. Mijn vader is naar die man toegestapt en heeft hem gevraagd – stel je voor: gevráágd! mijn vader vraagt nooit iets, zijn wil is wet – of hij mij wil genezen. Kan dat dan? Kan díe dat dan? Waarom zou dat? Niets heeft geholpen!
Ik snap er niets van, maar het is toch gebeurd! Blijkbaar zat er iets in de houding van mijn vader die in die Joodse rabbi iets los kon maken wat onze krachten te boven gaat. Het gaat over zoiets als vertrouwen en ootmoed – woorden die ik wel ken, maar duidelijk nog moet leren beleven.
Voor nu ben ik al blij dat ik zo’n vader heb.
Kinderen in pijn zúllen zo’n vader hebben, als ik straks zo’n vader voor hen wil zíjn …