Mc.10,13-16 (26/02/2022)
Men droeg kleine kinderen naar hem toe met de bedoeling dat hij ze zou aanraken [= hen de handen opleggen, als zegen], maar de leerlingen weerden hen af. Toen Jezus dit zag, raakte hij diep geschokt en zei hen: “Laat de kinderen bij mij komen, hinder ze niet!, want het koningschap van God is voor wie zijn als zij.
Amen, ik zeg jullie: Wie het koningschap van God niet ontvangt als een kindje, zal het echt niet binnengaan. En hij nam ze in zijn armen, legde hen de handen op en zegende hen.
Van de ‘grote mensen’ (zie gisteren de relatie-kwestie) naar de ‘kleine kinderen’ (niet altijd duidelijk wie wat is 😉).
De niet-leerling-grote-mensen (de ouders) hebben het door: hun kinderen moeten bij Jezus zijn. De leerling-grote-mensen (de apostelen!) hebben het (nog) niet door: wij zijn hier wel met serieuze zaken bezig, val ons niet lastig!
Jezus moet – weer eens – iedereen op zijn juiste plaats zetten, en ‘die het schoentje past, trekke het aan’! De kinderen zelf hebben daar geen moeite mee. Zij laten zich leiden, door hun ouders én door jezus. De leerlingen moeten dat nog (her-)leren.
Kan ík mij nog door ‘niet-officiële-leerlingen-van-Jezus’ naar hem toe laten brengen om mij te laten zegenen? Er zijn heel veel mensen en gebeurtenissen die mij naar Jezus toe kunnen leiden, maar omdat ze geen etiketje van ‘katholiek’ hebben laten wij ze links liggen, of sterker nog: weren ze – ‘officiële’ leerlingen als wij onszelf graag vinden.
En Jezus zegt: “Het koningschap van G-d is voor wie zijn als de kinderen …”