Verbonden Leven

Mc.9,14-29 (21/02/2022)

Toen ze bij de [overige] leerlingen kwamen, zagen zij een grote menigte rondom hen en de schriftgeleerden waren met hen in discussie. Onmiddellijk toen de menigte hem zag, waren ze erg ontdaan, renden op hem af en groetten hem. Hij vroeg aan de schriftgeleerden: “Waarover discussieerden jullie met hen?” Het was iemand uit de menigte die hem antwoordde: “Meester, ik bracht mijn zoon naar jou toe. Hij heeft een geest die [maakt dat hij] niet kan praten. En waar hij hem overvalt, verscheurt hij hem: hij schuimt, knarst zijn tanden en verstijft. Ik heb je leerlingen gevraagd hem uit te drijven, maar zij konden het niet.”
Hij zei tegen hen: “O generatie zonder vertrouwen! Hoe lang nog moet ik bij jullie zijn, hoe lang nog moet ik jullie verdragen?! Breng hem bij mij.” En ze brachten de jongen bij hem.
Toen de geest hem zag, liet hij onmiddellijk de jongen stuiptrekken. Hij viel op de grond en kronkelde schuimbekkend. Jezus vroeg aan zijn vader: “Hoe lang gaat dat al zo met hem?” Hij zei: “Van jong af aan. Dikwijls heeft hij hem ook in vuur of water geworpen om hem te doden. Maar als je íets kunt doen, help ons! Laat je innerlijk grijpen door ons [ontferm je over ons]!” Jezus zei hem: “Over dat ‘als je iets kunt’: alles is mogelijk voor wie vertrouwt.”
Onmiddellijk schreeuwde de vader van het kind onder tranen: “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!” Jezus zag dat er een menigte samenstroomde. Hij sprak de nog niet gereinigde geest streng toe: “Geest die stom en doof maakt, ik beveel je: ga weg uit hem en kom nooit meer in hem.” Luid roepend en met erge stuiptrekkingen ging hij uit hem weg. De jongen was als een lijk, zodat velen zeiden dat hij gestorven was. Maar Jezus nam zijn hand vast om hem overeind te helpen en hij stond op.
Toen Jezus in (een) huis binnenging, vroegen zijn leerlingen hem apart: “Waarom konden wij hem niet uitdrijven?” Hij zei hen: “Dit soort kan door niets worden uitgedreven dan door gebeds-verbondenheid.”

Dit stukje Evangelie is in-gebed in het dagelijks leven: een ziek kind, een bezorgde ouder, een grote menigte, een klein groepje van trouwe leerlingen en enkele tegenstanders. De vader richt zich met zijn verzoek in de vorm van een gebed tot Jezus. “Als je iets kunt doen, help ons!” “Ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
Gebeds-verbonden leven, is leven in-gebed. Gebed niet als een dagelijks af te handelen ritueel maar, als een levenshouding, een manier van in het leven staan. Het is een wijze van bestaan, een onderstroom die in alles doorwerkt. Gebed dus als een altijd onderhouden openheid naar G-d toe.
Misschien zit daar voor de leerlingen (en voor ons?) het zwakke punt. Ze wilden het zo graag. In al hun ijver wilden ze het zelf doen, trots omdat hun iets werd gevraagd, omdat ze aangesproken werden op hun geloof, op hun veronderstelde vermogen. Maar gebed wordt geboren uit het besef van onvermogen. Het is geen redmiddel om te gebruiken in geval van nood, het is een levenshouding die ruimte schept zodat G-d in ons aan het werk kan.