Mc.1,14-20 (10/01/2022)
Maar nadat Johannes gevangen genomen was, ging Jezus naar Galilea en verkondigde hij de bevrijdende boodschap van het koningschap van God:
“De tijd is vervuld en het koningschap van God is dichtbij gekomen. Keer je innerlijk om en vertrouw op deze bevrijdende boodschap.”
Rondwandelend langs het meer van Galilea zag hij Simon en zijn broer Andreas, die netten aan het uitwerpen waren in het meer – zij waren namelijk vissers. “Kom, mij achterna, riep Jezus hen, en ik zal je doen groeien tot vissers van mensen!” Onmiddellijk lieten zij hun netten los en volgden hem. Een beetje verder gaande zag hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broer Johannes. Ze waren in hun boot de netten aan het herstellen. Onmiddellijk riep hij hen en lieten zij hun vader in het schip met de dagloners los en gingen weg, hem achterna.
“Jezus verkondigde de ‘blijde boodschap’.” – of ‘bevrijdende boodschap’, zoals we hier vertalen. We zijn zo (te?) vertrouwd met dat zinnetje dat we ons misschien te weinig de vraag stellen: maar wat verkondigde hij dan eigenlijk? Waarover ging dat?
Hier, aan het begin van zijn ‘Evangelie’ (wat trouwens ook betekent: goede boodschap), schrijft Marcus het in één zin. De rest van zijn tekst is illustratie van dit ene: Nu is de tijd dat G-ds koningschap naar ons toe is gekomen!
Hoe bevrijdend is het als G-d zelf naar ons toe komt! Hoe bevrijdend als hij ‘koning’ mag zijn over ons leven. Dat kan ‘verknechtend’ lijken, maar het is een weldaad af te raken van een overtrokken ik-gevoel dat zichzelf moet uitvinden en bewijzen. Het is een lévens-roeping in dienst te mogen treden van dat koningschap. – Maar misschien moet je eenvoudige visser zijn om dat te begrijpen. Of juister – want ‘begrijpen’ deden ze niet – om het lev te hebben alles los te laten en zo het léven te vinden?!
We staan vandaag aan het begin van een nieuw liturgisch jaar. Ga je mee dat ‘koningschap van G-d’ verkennen?