Mc. 16,9-15 (15/04/2023)
Toen Jezus in de vroegte van de eerste dag was opgestaan, verscheen hij het eerst aan Maria van Magdala, van wie hij zeven demonen had weggedreven. Ze ging het berichten aan wie met hem was en die nu treurden en weeklaagden. Toen zij hoorden dat hij leefde en door haar was gezien, vertrouwden zij het niet.
Maar hierna verscheen hij, in een andere vorm, wandelend, aan twee van hen die onderweg waren buiten de stad. Ook zij gingen het berichten aan de anderen, maar ook hen vertrouwden zij niet.
Wat later toonde hij zich aan de elf, terwijl ze aan tafel waren. Hij maakte hen een verwijt over hun gebrek aan vertrouwen en de verhardheid van hun hart, omdat ze geen vertrouwen hadden geschonken aan wie hem hadden gezien als de opgestane.
Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!”
Zoals gisteren lezen we het hier opnieuw: Na zijn Verrijzenis wordt Jezus niet zomaar automatisch herkend, alsof hij gewoon hetzelfde er zou uitzien als tevoren. Er is wel degelijk iets veranderd. Hier staat het ook letterlijk: “Hij verscheen hen ‘in een andere vorm’.”
Om hem te kunnen herkennen is er blijkbaar een zeker vertrouwen nodig – wat in het Bijbelse Grieks hetzelfde woord is voor ‘geloof’ – en Jezus verwijt het hen als ze daar te weinig van aan de dag leggen. Het gaat dan blijkbaar om het vertrouwen in de veelvormigheid waarmee Jezus zijn Verrijzenis kenbaar kan maken én om het vertrouwen in het vuur – het elan, de geest, de Geest – waarmee het gebeuren wordt verhaald.
Dat was dus voor de eerste leerlingen niet anders dan voor ons. Herscheppingskracht is een continu gebeuren en geen eenmaligheid in Jezus. De Verrijzenis van Jezus was er ‘alleen maar’ het getuigenis van! Sindsdien zouden wij het rotsvast mogen vertrouwen: in eindeloze veelvormigheid herschept G-d zijn schepping, ook vandaag, ook in jou!