Mc.13,24-32 (14/11/2021)
“Maar in die dagen, na de verbijstering, zal de zon verduisterd worden en de maan haar licht niet geven [Jes.53,10]; de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten wankelen [Jes.34,4]. En dan zullen zij de mensenzoon zien [Dan.7,13] in wolken met grote macht en heerlijkheid. Dan zal hij zijn boodschappers [angeloi] uitzenden en zijn uitgekozenen samenbrengen uit de vier windstreken, van het uiterste van de aarde tot het uiterste van de hemel. [Deut.30,4]
Maar leer van de vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak zacht wordt en de bladeren uitbotten, dan weet je dat de zomer nabij is. Zo ook jullie: Wanneer je deze dingen [de tekens] ziet gebeuren, weet dan dat het [de komst van de mensenzoon] nabij is, bij de deur.
Amen, ik zeg jullie: Deze generatie zal niet voorbijgaan zonder dat deze dingen zijn gebeurd. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar niet mijn woorden. Maar omtrent dag en uur weet niemand iets, ook niet de boodschappers, zelfs niet de zoon, maar alleen de Vader.
In al hun weerbarstigheid roepen deze apocalyptische beelden op tot een open levenshouding, alert en aandachtig, zodat de essentiële dingen niet over het hoofd gezien worden. Ze dagen uit om te leven met het onverwachte, om ontvankelijk te leven en ruimte te laten voor het onbekende dat het leven zomaar een andere wending kan geven.
Hoe de loop van de geschiedenis ook zal zijn, welk lot mensen ook overkomt: G-d zal er altijd zijn (Ik die ben), dat is ons toegezegd. Helaas behoren ellende, duisternis, onzekerheid … tot de realiteit waarin we leven. En toch … is er ook dan die goddelijke nabijheid (eeuwig en altijd). Zij maakt het mogelijk om de ellende te zien zonder onderuit te gaan, zij geeft ruimte en draagkracht om het uit te houden bij lijden.
Zo word ik heen en weer geslingerd tussen wat ik zie (de wereld) en wat ik hoop; tussen wat de wereld verstaat onder realisme en geloof/vertrouwen in de eeuwigheidswaarde van G-ds ‘Woord’: Liefdevolle nabijheid!