Mc.10,46-52 (24/10/2021)
Ze kwamen in Jericho. Toen hij en zijn leerlingen daar vertrokken, volgde hen een grote menigte. De zoon van Timeüs, Bartimeüs de blinde, zat langs de weg te bedelen.
Horende dat het Jezus de Nazoreeër was, begon hij luid te roepen: “Zoon van David, Jezus, ontferm je over mij!” Velen snauwden hem toe dat hij moest zwijgen. Maar hij riep nog luider: “Zoon van David, ontferm je over mij!”
Jezus bleef staan en zei: “Roep hem.” Ze riepen de blinde en zeiden hem: “Hou moed, sta op, hij roept je!” Hij wierp zijn mantel af, sprong op en kwam naar Jezus toe. Ten antwoord zei Jezus hem: “Wat wil je dat ik je doe?” De blinde zei hem: “Rabboeni [mijn geliefde meester], dat ik weer zie!” En Jezus zei hem: “Ga, je vertrouwen heeft je genezen”, en onmiddellijk zag hij weer en hij volgde Jezus op zijn weg.
Vandaag een bekend en geliefd verhaal. We zijn er mee opgegroeid dat Jezus aandacht had voor randfiguren (we noemden ze toch maar liever geen marginalen), net daar waar iedereen ze ‘aan de rand’ láát. Het is echter nog niet omdat we met het bééld opgegroeid zijn, dat we het ook wáár-maken …
Ook de vraag die Jezus stelt, kennen we, ook al kan die verrassen: “Wat wil je dat ik je doe?” Het kan altijd nuttig zijn je even af te vragen wat jíj zou antwoorden als Jezus jóu dat vraagt (wat hij dóet!).
Maar ik wil vandaag een andere vraag stellen: Bij jouw antwoord aan Jezus, hoe zou jíj hem aanspreken?
Bartimeüs doet dat met ‘Rabboeni’, wat eigenlijk onvertaalbaar is, maar het best kan weergegeven worden met de ogen van een kind waarin je de bewondering en aanhankelijkheid kunt aflezen als het ‘meester Luc’ zegt! Een koosnaam dus voor een ondefinieerbare afstand-nabijheidsverhouding.
Hoe zou jij hem aanspreken? Wat is jouw koosnaam voor Jezus, die vreemd-vertrouwde, die marginale centrum-mens, …?