Mc.10,17-30 (10/10/2021)
Toen hij weer op weg was, haastte zich iemand naar hem toe [volgens Matteüs een adolescent]. Die viel voor hem op de knieën en vroeg: “Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het volle leven?”
Maar Jezus zei hem: “Wat noem je mij goed? – niemand is goed behalve één: God. Je kent de wijzingen: je zult niet doden, je zult niet stelen, je zult niet vals getuigen, je zult niet beroven, eer je vader en je moeder.”
Maar hij antwoordde hem: “Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van zodra ik ze leerde kennen.”
Jezus keek hem aan en had hem lief. Hij zei: “Aan één iets heb je nog tekort: ga, verkoop wat je hebt, en geef het aan wie tekort heeft. Zo zul je een schat hebben in de hemelen, en kom dan: volg mij!”
Hij werd droevig om dat woord en ging verdrietig weg – hij had veel bezittingen …
En rondkijkend zei Jezus tegen zijn leerlingen: “Hoe moeilijk is het om het koningschap van God binnen te gaan voor wie heeft wat hij meent nodig te hebben.” De leerlingen waren verbaasd over zijn woorden, maar Jezus zei opnieuw: “Kinderen, wat is het moeilijk om het koningschap van God binnen te gaan voor wie vertrouwt op wat hij heeft. Makkelijker is het
voor een kameel door het oog van de naald binnen te gaan dan voor een rijke in het koningschap van God.” Zij waren enorm verbaasd en vroegen onder elkaar: “Wie kan dan bevrijd worden?”
Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent] en zei: “Bij mensen is dit onmogelijk, maar niet bij God; want bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]
Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus: “Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten en wíj zíjn je gevolgd …” Jezus antwoordde:
“Amen, ik zeg jullie: Er is niemand die zijn huis heeft losgelaten, of zijn broers of zussen, of zijn vader of moeder, of zijn vrouw en kinderen, of zijn akkers, omwille van mij en de bevrijdende boodschap [Euangelion], die niet, nu in deze tijd, honderdvoudig huizen ontvangt, en broers en zussen, en moeders en kinderen, en akkers, – zij het mét vervolgingen – en in de nieuwe tijd het volle leven.
‘De rijke jongeling’ … zo noemen we hem (kan ook haar zijn) meestal … en nemen er daarmee tegelijk afstand van. Wie van ons zou zichzelf een ‘rijke jongeling’ noemen? Een trucje van ons innerlijk leven om lastige vragen op afstand te houden ☹! Nochtans was zijn zoektocht wél dezelfde als die van ons: “Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het volle leven?”
Dat Jezus hier geen pleidooi houdt tégen materieel bezit, blijkt uit de slotparagraaf waar hij Petrus en alle latere leerlingen wel degelijk ook materieel goed toezegt. Er blijkt echter wel een eigenaardige vóór-waarde: je moet het wel lós-laten. Je bezit mag je niet ‘be-zitten’ (en nog minder het jóu laten bezitten!).
Het ‘volle leven’ – waarnaar we zéggen te zoeken – is een leven in grote los-heid. Er is maar één ‘binding’ die er daar toe doet: dat is de Liefde van God die zich laat zien in de liefde voor de medemens. Al de rest moet zó in vrijheid gehanteerd worden, dat het dááraan dienstbaar is.
Enneuh … o ja, vrijheid roept tegenstand op …